Na bijna 2 jaar weer aan het werk te zijn en in de mallemolen mee te draaien, begon het verlangen om te reizen weer de kop op te steken. Deze keer brachten de reiskriebels ons tot in Azië. Het aftellen naar deze reis gebeurde toch met net wat meer zenuwen dan vorige keer. OK, we zouden minder lang wegblijven, maar de bestemming was deze keer minder vertrouwd. Waar we vorige keer nog in een even Westers land terecht kwamen, zouden we nu in een andere wereld belandden. We hadden dus ook geen idee wat ons te wachten stond. SPANNEND! Deze keer werden we niet gedropt aan de luchthaven, maar kozen we ervoor om onze trip echt "thuis" te starten. Of laten we zeggen op het perron van het treinstation. De volgende dag was het al donker toen we in Bangkok aankwamen. Eerste indrukken: warm, vochtig en druk! Na een zeer bizarre nacht (jetlag!) konden we dan eindelijk ook Bangkok in het daglicht gaan ontdekken. Uiteindelijk bleek het allemaal best mee te vallen en nog wel een leuke stad te zijn. We leerden meteen wat van het plaatselijke eten en drinken kennen. Het was toch wel wat wennen aan een aantal geuren en de vochtige warmte. Na een drietal dagen acclimatiseren in Bangkok city was het tijd om onze vleugels uit te slaan en de rest van Zuidoost-Azië te gaan ontdekken. Deze ontdekkingstocht deden we per trein, bus, boot, minivan, taxi, vliegtuig, scooter, fiets, moto, paard en kar en niet vergeten: onze eigen voeten. Met deze middelen werden we van en naar prachtige ervaringen vervoerd. Zo vonden we na een rit in een aftandse bus over kronkelende bergwegen het hippiedorpje Pai in het noorden van Thailand. Voor het eerst hadden we het gevoel dat we frisse lucht inademden na alle uitlaatgassen in de steden. Verder zat het hier qua atmosfeer onmiddellijk goed: all peace and love. Bewijs hiervan: relaxte mensen vanuit alle windstreken, knusse straatjes die 's avonds in een gezellig marktje veranderden, een toffe slaapplaats, een leuk koffiebarretje om te ontbijten en eindelijk minder lichtvervuiling om de sterrenhemel nog eens te zien. In Laos ontdekten we dan weer het geheim achter goede koffie. Tijdens onze rondrit per scooter op het Bolaven plateau stootten we per toeval op Jhai coffee house. Tyson, een Amerikaanse kerel had hier een koffiehuisje opgericht en werkt samen met de plaatselijke koffieboeren. Toen we er onze helmen afdeden werd er net een nieuwe partij koffiebonen aangeleverd. We maakten het brandingsproces mee en kregen van die verse, zorgvuldig geselecteerde koffiebonen een heerlijk kopje koffie voorgeschoteld. Fruitig en zacht, ons eerste “WAUW”-moment bij het drinken van een koffie. Verder nam Tyson ook nog even de tijd om wat uitleg te geven over het brandingsproces en verschillende brandprofielen. Zo leerden we dat de koffie in het westen te hard gebrand wordt om zo de slechte kwaliteit te verdoezelen. Toen we echter van hem een koffie kers in onze handen kregen en er even op knabbelden bleek deze een lekker zoete, fruitige smaak te hebben. Zo kan een koffie ook smaken. We kwamen nog te weten dat hij met de opbrengst van zijn koffiezaakje de plaatselijke minderheidsgroepen voorziet van zuiver drinkwater, door waterpompen in hun dorpen te installeren. Nobele man! Wat we in Vietnam dan weer van koffie tegenkwamen was wel andere koek. Onze smaakpapillen hadden er af en toe toch moeite mee en leken het eerder iets te vinden om je automotor mee te smeren. Toegegeven, wakker werd je er wel van. Op onze “easy ride” tour die we daar riskeerden dronken we zelfs koffie van de civetkat. Onze persoonlijke gidsen leerden ons nog wat bij over verscheidene plantensoorten, we proefden versgebakken rijstpannenkoeken en zagen hoe de Vietnamese bruiloften eruit zien (of eerder hoorden). Verder zagen we 3 dagen lang verschillende landschappen voorbij glijden op de moto: van zandduinen naar bergachtige streken om op het strand te eindigen. Het rondtoeren achterop een moto met de haren in de wind was weer zo'n eerste keer moment en de moeite waard. Al waren onze benen, achterwerk en heupen het daar niet volledig mee eens. Die beentjes werden dan weer losgegooid in Myanmar tijdens het jaarlijkse waterfestival (Thingyan). Hiermee begint voor de Myanmarezen een nieuw jaar waarbij er gedurende 5 tot 7 dagen volop met water naar elkaar wordt gegooid. Het voordeel is wel dat dit een welgekomen afkoeling is tijdens de heetste periode van het jaar. Hoewel we wisten van het bestaan van dit festival, wisten we niet wanneer dit juist plaatsvond. Dus was het wel een leuke verrassing dat we deze traditie mochten meemaken. En dan waren er natuurlijk ook de tempels, waardoor we land na land overstelpt werden. Hoe kan het ook anders in landen waar vooral het Boeddhistische gedachtegoed leeft. Ondanks we af en toe wel eens “templed-out” waren, zoals dat dan wordt genoemd, lieten ze vaak ook een diepe indruk na. Hier denken we dan vooral terug aan 2 speciale ervaringen: Bagan in Myanmar en de White Temple in Chang Rai – Thailand. Per paard en kar verkenden we Bagan met zijn duizenden tempels. Het was echter vooral tijdens de zonsondergang bovenop een tempel, waarbij we in alle rust konden genieten van het uitzicht over de vele stoepas dat we er stil van werden. Er hing daar een speciale sfeer waar je even kippenvel van kreeg. In het noorden van Thailand bezochten we in Chang Rai de White Temple. Deze moderne Boeddhistische tempel toont aan hoe de mens de dag van vandaag zich aan zeer verderfelijke zaken en omstandigheden onderwerpt. Wanneer je dan ook zeer bewust kijkt naar de muurschilderingen dan voel je je plots heel klein worden. Na het vertellen van al deze leuke ervaringen die we hebben meegemaakt, lijkt het alsof reizen enkel rozengeur en maneschijn is, maar niets is minder waar. Naast de fysieke ongemakken van extreme buikloop, krijg je hier en daar ook wel eens te maken met emotioneel zware opgaven. Zeker als je mensonterende toestanden tegenkomt waarvan de gevolgen tot op het heden zichtbaar zijn. De genocide die Pol Pot op zijn eigen volk uitvoerde in Cambodja deed tranen opwellen in onze ogen. De Killing Fields waar deze mensen uitgemoord werden, geven je nog meer kippenvel en tranen in de ogen. In de samenleving merk je dat er een hele generatie is verdwenen als je op straat rondloopt. Daarnaast ontdekten we in Laos het bestaan van de geheime oorlog. Tijdens de Vietnamoorlog dropten de Amerikaanse gevechtsvliegtuigen tonnen bommen over het grensgebied met Laos. Een echte reden hiervoor was er vaak niet, enkel dat ze met hun niet-geloste munitie niet mochten terugkeren naar hun basis. Het gevolg is dat de dag van vandaag er nog steeds duizenden bommen verspreid liggen. Dagelijks ontdekken mensen, waaronder vele kinderen, deze onontplofte bommen en uit onwetendheid doen ze deze exploderen, met alle nare gevolgen vandoen. Toch blijven de mensen daar positief en vergevingsgezind. Tijdens een gesprek met een Laotiaan polsten we even naar hoe hij nu tegenover de Amerikanen stond, maar er was geen greintje van haat te bespeuren. Natuurlijk zijn er ook minder nobele mensen in Azië, die het niet altijd even goed met je voor hebben. Voor 90% van de tijd hebben we echter te maken gehad met warme, vriendelijke mensen. Zo verbleven we een aantal keren in een “homestay”, laat ons zeggen de plaatselijke B&B. Hier werden we altijd enorm verwend met goede zorgen en lekker eten. Toen we in Vietnam op een eilandje bij een oud vrouwtje en haar dochters en kleindochter verbleven, hadden we 3 zalige dagen gespendeerd. Bij het vertrek kregen we zelfs niet eens de kans om onze bootovertocht te betalen. In Bagan werd de gastvrijheid ons zelfs even te veel: een oudere man nodigde ons uit voor een etentje in zijn bamboe hutje waar 3 generaties onder 1 dak woonden. Ze schotelden ons een enorm lekkere maaltijd voor zonder zelf mee te eten en gaven ons allerlei souvenirs mee, zonder iets in ruil te willen. We kregen zelfs nog een lift achterop de scooter terug naar onze hostel. Dit enkel en alleen omdat hij van ons een 2 euro muntstuk voor zijn verzameling buitenlands geld had gekregen. Niets hebben en toch alles willen geven, terwijl we zelf alles hebben en ze eigenlijk niets in ruil kunnen geven. Dat was een hartverscheurend moment. Daar waar zij (en dan vooral de jonge generatie) naar de westerse maatschappij opkijken, kregen wij net meer respect voor hun manier van leven. Naar ons gevoel kennen we in het westen vooral nog de individualistische levenswijze. Vaak wordt je raar bekeken als je tegen een onbekende een goedendag zegt, terwijl in Azië er regelmatig een enthousiaste “hallo” af kon. Het samenhorigheidsgevoel leeft er nog veel meer: een babbeltje hier, een helpende hand daar. Dat alles zijn voor- en nadelen heeft snappen we zeker wel. We willen de oosterse manier dan ook niet helemaal de hemel in prijzen en de westerse mentaliteit volledig afbreken, maar het deed ons deugd om te zien dat het ook wel anders kan. Nog een warm hart toedragen aan andere mensen, zonder er iets voor in ruil te verwachten. Misschien kunnen we er hier in het westen toch nog iets van leren.
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |