Kanab was onze eerste stop in Utah. Hier konden we eindelijk weer een beetje internet meepikken. Zo kwamen we er achter dat onze volgende bestemming, het Zion National Park, de dag ervoor ook was afgesloten voor bezoekers. Na deze bittere pil door te hebben geslikt, besloten we om dan een aantal dagen in Kanab rond te hangen en hier hopelijk wat gelijkaardige natuur te vinden voor wandelingen. We vonden een prachtige gratis slaapplek aan een waterreservoir met zicht op de rode rotsformaties, de ideale uitvalsbasis. Een van onze wandelingen bracht ons tot een overhangende rots waar je nog rotstekeningen van de jaren 950 tot 1150 na Christus kan bewonderen. De tofste wandeling in de buurt bracht ons echter tot in de Red Slot Canyon, de zogenaamde “Peek-a-boo” Canyon. Het pad er naartoe was best pittig omdat het bestond uit los zand. Eigenlijk was deze weg vooral bedoeld om met off road wagentjes door te racen en niet te voet te doen. Wij lieten ons er niet door tegen houden en trainden zo onze kuiten. Onderweg zagen we herten, grote konijnen en tal van hagedissen. De kloof zelf was gelukkig de moeite waard om onze kuiten zo voor in te spannen. Het rode gesteente, de smalle doorgangen en de lichtinval maakten van het geheel iets mysterieus. De foto’s spreken voor zich. Van hieruit was het de bedoeling om naar het Bryce Canyon National Park te gaan, nog wat noordelijker. Dit was de laatste keer dat we het internet checkten nog geopend. We reden tot in het dorp Panguitch om nog eens van de geneugden van een caravanpark te genieten en daar kregen we te horen dat we ook voor dit national park net te laat waren. De dag ervoor was vanuit de overheid beslist om ook Bryce volledig af te sluiten voor bezoekers. Er werd nog eens duchtig gevloekt in de camper. Met behulp van wat brochures die we van de camping eigenaar kregen, besloten we om toch richting Bryce te rijden en de scenic byway 12 af te rijden. Het begin van deze schilderachtige route bracht ons naar Red Canyon. We konden dan Bryce niet in maar het landschap in dit gebied was gelijkaardig en gratis om in rond te wandelen. Er waren hier een aantal kortere trails die we aan elkaar knoopten en waardoor we toch de hele dag op sjok waren. Het waren prachtige uitzichten met de mooie combinatie van rode rots, groene bomen, witte sneeuw en een blauwe lucht. Wat een kleurencombinatie! We zagen hier ook de formatie genaamd ‘hoodoos’. In het Nederlands noemt dit een aardpiramide of aardpijler. Dit is een stapel van zacht en hard gesteente dat door middel van erosie zijn specifieke vorm van een pijler aanneemt. We genoten ten volle van een zonnige dag in deze knappe omgeving. De volgende stop op de weg hier was het dorp Escalante. Aangezien het hier best koud werd ’s nachts moesten we onze camper wel kunnen inpluggen voor wat verwarming. Geen zin om met gesprongen leidingen te komen zitten. We vonden een leuke camping en gebruikten dit een paar dagen als base camp. Zo werden we op een avond nog door een tof oud koppel uit Missouri uitgenodigd om mee te genieten van hun kampvuur, op gepaste afstand van elkaar wel te verstaan. Dwayne vertelde ons nog dat er doorheen Zion een snelweg loopt die ze niet kunnen afsluiten voor het verkeer. Als we de kans kregen moesten we er toch zeker doorheen rijden. Dit hielden we in het achterhoofd. Een aantal kilometer van Escalante deden we nog een fijne wandeling naar de Lower Calf Creek Falls. De waterval was niet de spectaculairste die we al gezien hebben, maar het totale plaatje maakte het wel een leuke plek om onze lunch rustig op te eten. Verder laat ik het aan de foto’s over om deze wandeling te vertellen. We volgden de Scenic Byway 12 dan nog verder en die bracht ons tot hoog in de bergen met dikke lagen sneeuw en zelfs overdag vriestemperaturen. Behalve hier doorheen rijden deden we hier niets, aangezien we niet voorzien waren op dit type weer en onze camper al helemaal niet. We reden uiteindelijk door tot in het stadje Richfield. Tijd voor wat praktische zaken: wassen en de frigo nog eens deftig vullen. Hier kregen we het minder leuke nieuws dat onze geplande vlucht van 7 mei geannuleerd was. We besloten om voorlopig nog geen nieuwe vlucht te boeken maar wel stilaan onze weg richting San Francisco terug te maken. Hierdoor viel dan het besluit om ons terug meer zuidwaarts te begeven, ook met het vooruitzicht op warmere temperaturen. Zo kregen we uiteindelijk nog de kans om inderdaad door Zion National Park te rijden. Het was niet toegestaan om ergens te stoppen of een wandeling te maken, maar we kregen desondanks toch nog een mooie indruk mee van dit wondermooie park. Foto’s maken was al rijdend natuurlijk minder evident, maar Joyce deed haar best. Uit het raam hangend en met de wind in de haren lukte het toch om een paar mooie kiekjes vast te leggen. We waren blij dat we de tip hadden gekregen en beklaagden het ons niet dat we deze richting uit waren gekomen. Alles lag er nu best vredig bij, we konden ons niet meteen voorstellen hoe het er in deze toeristische trekpleister anders aan toe gaat. Zo belandden we in onze laatste stopplaats in Utah, St. George. Het werd steeds moeilijker en moeilijker om natuur te vinden die nog toegankelijk was voor ons. Heel veel natuur is opgenomen in een of ander overheidsbeheer. Dit gaat van nationaal park, national forest, recreation area, conservation area, national monument tot state park. Zowat alles had ondertussen zijn deuren gesloten voor bezoekers, en zeker voor bezoekers van buiten de grenzen. In St. George konden we toch nog een wandeling meepikken naar de Scout Cave. De wandeling stuurde ons over lavarotsen, langs een rivier en over een kleine klim tot aan de grot. Leuke wandeling met een mooie beloning en blij dat we onze beentjes nog eens konden strekken. We vonden hier nog een paar mooie slaapplekken in de natuur met uitzichten, zon en een lekker bakje koffie om van te genieten. Uiteindelijk reden we Utah uit om een paar kilometers te maken in Arizona en dan uiteindelijk in Nevada aan te komen. Het einde van onze trip begon stilaan in zicht te komen.
0 Reacties
Na Californië was het de beurt aan de volgende staat, Arizona. Het oorspronkelijke idee was om hier een klein stukje van de originele Route 66 mee te pikken en dan het Grand Canyon Nationaal Park aan te doen. Het bewijs dat je beter ideeën hebt en niet te veel plannen maakt, werd hier dan weer geleverd. Toen we op onze eerste bestemming in deze nieuwe staat aankwamen, Kingman, begonnen de eerste perikelen van het coronavirus zich aan te dienen. Bovendien bleken bij nazicht de weersvoorspelling voor Grand Canyon en de route van daaruit niet zo gunstig te zijn. Er kwam nog een late sneeuwstorm aan en de temperaturen ’s nachts zakten vlot onder het vriespunt. Aangezien onze camper niet voorzien was op dit winterweer werden we gedwongen om onze route aan te passen. Met wat hulp van een vriendelijk Amerikaan uit Montana, die de winter daar ook ontvluchtte, sleutelden we aan een nieuwe route meer zuidwaarts. We zouden dus was langer in Arizona rondhangen dan we eerst dachten. Toegegeven het deed wel deugd om in wat warmere temperaturen te vertoeven, zeker om er ’s nachts in te slapen. We reden eerst richting Lake Havasu, een meer dat gecreëerd werd door een dam op de Colorado River. Je kan hier allerlei watersporten beoefenen en zelfs de London Bridge bewonderen die ooit geschonken is aan dit stadje. Het materiaal is zelfs helemaal uit het VK verscheept en weer in elkaar gestoken aan dit meer. Aangezien echter de informatie centra, winkels, bar en restaurants meer en meer sloten en we sowieso meer van de natuur houden, hielden we het na een kort bezoekje en wandelingetje aan de oever voor bekeken. Al hadden we wel eens graag in een typische Amerikaanse tent een typisch Amerikaans gerecht willen eten, maar dat ging er niet meer inzitten. We zochten een mooie gratis plek op om de nacht door te brengen en hadden al een wandeling voor de volgende dag voor ogen: Crack in the Mountain. Het werd een fijne, prachtige wandeling die ons doorheen een kloof, de barst in de berg, bracht. Er kwam wat klauterwerk aan te pas en zelfs touwen, maar op een gegeven moment stond het water ruim kniehoog en moesten we rechtsomkeer maken. We klommen dan maar omhoog om het hoger gelegen pad te zoeken en zetten onze route van hier verder. We hadden nog mooie vergezichten, konden een blik op het blauwe water van het meer werpen en spotten zelfs een roadrunner. De dag was nog lang niet om toen we onze wandelschoenen omruilden voor onze teenslippers, dus zetten we de camper weer in gang. Onderweg kwamen we nog prachtige natuurplekjes tegen en keken we onze ogen uit. Uiteindelijk eindigden we de dag op een leuke kampplek vlak aan de Colorado River en dat voor maar 5 dollar. Van hieruit hadden we het idee om richting Tucson te gaan, nog zuidelijker. Na het bekijken van onze weerapp zagen we echter dat de temperaturen binnen een goeie week een pak beter zouden zijn aan het Grand Canyon National Park. We besloten om onze weg niet zo zuidelijk te maken maar al stilaan weer noordwaarts te gaan. Dit bracht ons in het leuke dorpje Wickenburg. Hier stapte je wel echt het wilde westen binnen. Het hele dorp ademde nog de tijd van cowboys en opwaaiend zand. Helaas was hier ondertussen ook al 90% van alle zaken dicht maar even rondstruinen in de straatjes was op zich ook al gezellig. Bovendien vind je allerlei standbeelden terug verspreid over het dorp die je een beeld geven over hoe het er in de beginjaren moet aan toegegaan zijn. Zoals vele kleine dorpen in woestijngebied, is er beschaving gekomen omdat er mensen naartoe trokken omwille van het mijnen naar allerlei ertsen. Ook in Wickenburg was dat niet anders en kan je nog overblijfselen van dergelijke mijnen en kleinere mijn nederzettingen bezoeken. We zaten nu dicht bij Phoenix, maar meer dan een keertje door de redelijk verlaten stad rijden deden we niet. Er was sowieso omwille van de maatregelen omtrent het coronavirus weinig open en het leek ons beter om steden te vermijden en zoveel mogelijk tijd in de natuur door te brengen. Dit was toch al de hele opzet van ons rondreis. Zo belandden we dan ook in het Tonto National Forest iets ten westen van Phoenix. De meeste faciliteiten van dit park waren aan het sluiten maar de hiking trails konden we gelukkig nog op. Dit natuurgebied bleek een verborgen parel te zijn met zijn rode rotsformaties, meren en cactussen. Bovendien waren nu net de wildflowers in bloei wat dit woestijnachtig gebied toch heel kleurrijk maakte. We deden hier een mooie hike naar een waterval. Gelukkig konden we wel genieten van de knappe vergezichten en hoorden we voor het eerst het geluid van een ratelslang in de bosjes. Het was duidelijk dat deze ons waarschuwde om hem/haar met rust te laten dus wandelden we lekker verder. Onze route ging van hieruit weer verder richting het noorden en zo kwamen we in het plaatsje Payson terecht met in de bossen een leuke locatie om te overnachten, genaamd Flowing Springs. Op zich was er hier niet superveel te beleven en vonden we niet direct wandelroutes. We spendeerden hier echter 2 heel toffe dagen en dat lag dan vooral aan het gezelschap dat we hadden. Een aantal Amerikaanse jongeren waren ook net aangekomen om hier te kamperen: vriendinnen Alaina & Tasha en Kat & Tyler met hun schattige jongens Remi en Oliver. Het werden hier koude nachten en we kregen zelfs overdag sneeuw over ons heen, maar we bouwden telkens met verenigde krachten een kampvuur om ons lekker aan te verwarmen. Met gezellige babbels, een wijntje en marshmallows hadden we een heel fijne tijd. Aangezien we tegen een bepaalde datum in het Grand Canyon nationaal park wilden zijn stuurden we onze camper na 2 gezellige dagen weer op pad. Vaak zijn de ritten ergens naartoe ook al zeer de moeite en daar genieten we ten volle van. Op aanraden van een local besloten we nog een tussenstop te maken in Jerome, ook een oud mijndorp. Het leek ons onder normale omstandigheden een toffe plek, zeker omdat de straatjes zigzaggend over de bergflank omhoog lopen. Helaas waren ook hier zo goed als alle winkeltjes, bars en restaurants gesloten. We parkeerden ons aan de rand van het dorp om de nacht door te brengen. Tweemaal kregen we echter nog bezoek. De zogezegde manager van het stuk grond kwam controleren wat onze bedoeling was. Uiteindelijk zei hij dat het wel in orde was voor de nacht. Net voor slaaptijd klopte er echter opnieuw iemand op onze deur. Dit keer was het de politie die ons kwam melden dat het niet toegestaan was om op die plek te overnachten. Toen we hem uitlegden dat iemand ons toestemming had gegeven, gaf hij aan dat dat zeker niet de echte eigenaar was. Hij was wel zo vriendelijk om ons niet weg te jagen maar we moesten ’s ochtends wel zeker vertrekken. Dat deden we dan ook! Prescott was onze volgende bestemming. Hier vonden we een mooie plek om te overnachten in het midden van het Prescott National Forest, met een lekker kampvuurtje en zicht op families herten. Heerlijk om met de geluiden van de natuur te gaan slapen en wakker te worden. Al kregen we hier bezoek van een beestje dat we liever niet in de camper hebben, een muis. Hij/zij was wel zo vriendelijk om een noot als cadeau achter te laten. Een paar dagen later ontdekten we dat dit muisje onze T-shirts wel lekker had gevonden. In het natuurgebied van Prescott maakten we tijd voor een stevige wandeling tot aan een uitkijktoren die tijdens bepaalde periodes bemand is om het gebied te controleren op bosbranden. We hadden met andere woorden een mooi uitzicht van hieruit. Met momenten waanden we ons zelfs in België aangezien we door bossen van naaldbomen wandelden, maar dat kon dan ook weer snel veranderen naar droge rotsachtige flanken of met sneeuw bedekte bodems. Het is echt ongelooflijk hoe in Amerika de natuur en omgeving op zo’n korte afstand soms zo snel kan veranderen. En dan was de dag daar dat we in Grand Canyon aankwamen. Het lot was ons goed of net niet goed gezind, het is maar hoe je het bekijkt. De dag ervoor was het hele park nog open en toen wij er binnen reden was het populairste stuk afgesloten en kon je de meeste wandelingen al niet meer doen. We konden nog een kort stukje van de wandeling op de rim maken en vonden nog een kleine wandeling richting een prachtig uitkijkpunt. Hier bleven we wachten op het gouden uur, het uur net voor zonsondergang met de mooiste kleuren. Toen we dan uiteindelijk het park verlieten om naar onze slaapplek te gaan bleek dat om 17u die avond de beslissing was gevallen om het park volledig te sluiten. Nu waren we er net aan de zuidkant ipv oostkant uit gereden, wat betekende dat we de volgende dag een omweg zouden moeten maken van zo’n 250 km. Uiteindelijk leidde dit ons nog wel langs een aantal schilderachtige routes. De Colorado rivier die mede de Grand Canyon gemaakt heeft, kwamen we ook nog een paar keer op ons pad tegen. De door Instagram zo bekende Horeshoe Bend, waar de rivier een hoefijzervormige kloof gemaakt heeft, is de moeite om te zien. Daarna ging het via de Navajo brug (daterend van 1929) over de rivier om zo in het natuurgebied van Glen Canyon aan te komen. Balancerende rotsen en een strandje tot aan de rivier waren de hoogtepunten van dit natuurgebied. We konden onze handen zelfs even in de ijskoude rivier steken. Van hieruit ging het weer verder via een scenic route tot aan de volgende staat, Utah. Hier hoopten we wat meer geluk te hebben en toch nog een aantal nationale parken te bezoeken die op ons lijstje stonden.
Na San Francisco was het tijd om aan onze rondreis te beginnen, met als hoofddoel vele nationale parken te ontdekken en lekker de natuur in te duiken. In Californië zijn er ook wel heel wat groene plekjes met vele wandelmogelijkheden. Deze zijn de 3 bekendste parken die we bezochten: Kings Canyon en Sequoia National ParkToen we aan onze trip begonnen was het ook aan deze kant van de grote plas nog winter. Kings Canyon konden we dan ook maar voor een stukje verkennen. De weg die naar de vallei leidt was nog afgesloten voor de winterperiode aangezien hier wel deftig wat sneeuw kan vallen. In het stukje park dat wij verkenden en op onze kampeerplek lag de sneeuw nog her en der verspreid. Dit betekende dus koude nachten, maar met een extra deken waren we goed voorzien. Deze 2 parken staan vooral ook bekend voor de sequoia bomen of in het Nederlands de mammoetboom. Dit zijn echte reuzen en magnifiek om tussen rond te wandelen. We maakten hier een paar wandelingen om de wat bekendere exemplaren te bewonderen. Een aantal bomen hebben namelijk een naam gekregen, vaak vernoemd naar belangrijke personen van zo’n anderhalve eeuw geleden. Het grootste en bekendste exemplaar is de “General Sherman Tree”. Deze is ruim 83 meter hoog en heeft een omtrek van 31 meter op de bodem. Ook maakten we een tocht richting het panoramische uitzichtpunt over de bergen van Kings Canyon. Hiervoor moesten we over een met sneeuw bedekte weg. Gelukkig zakten we niet te diep weg en hielden we het dus droog. Het uitzicht was wel de moeite waard en we konden er in alle stilte met ons tweetjes van genieten. Dat is dan weer het voordeel van het bezoeken van populaire plekken in het laag seizoen. Qua dieren spotten we vooral herten en schattige eekhoorns. Al is dit ook beren territorium, maar we vermoedden dat deze nog aan hun winterslaap bezig waren. Een heerlijke start van onze natuurtrip. Death Valley National ParkHet volgende park dat we aandeden was dan weer iets heel anders. Hier waren geen bomen en maar weinig groen te bespeuren, maar in zijn eigenheid het bezoek meer dan waard. Het beeld dat we hadden van Death Valley werd helemaal ontkracht. We dachten dat we in een droge vlakte gingen terecht komen waar verder weinig te zien was en je enkel een keertje door rijdt. Niets was minder waar. Ondanks de naam “doodsvallei” is er toch veel te beleven en te zien. De naam komt trouwens van ergens eind 19de eeuw toen de immigranten in de omgeving naar goud kwamen zoeken, de welbekende gold rush. Hierbij doorkruisten ze ook dit dal en niet iedereen overleefde dit. Een van de vrouwelijke immigranten zou bij het verlaten van de vallei gezegd hebben “Goodbye, Death Valley”. Deze naam is dan blijven hangen. Je hebt de vallei met duinen en zoutvlaktes, met daarrond bergen en heuvels die een kleurenpalet bevatten dat gaat van rood, naar geel, naar wit tot zelfs groen. In de verte konden we deze tijd van het jaar zelfs nog sneeuw spotten op de hoogste bergtoppen. Bij het op- en ondergaan van de zon worden de kleuren dan nog eens zo spectaculair. Verder kan je hier verschillende wandelingen doen. Zo deden wij een wandeling in de Golden Canyon en ook over het Badwater-bekken dat met 86m. onder de zeespiegel het laagste punt is van Noord-Amerika. We hielden ons hier vlot een paar dagen bezig en vertrokken er met een heel ander beeld van Death Valley dan we ooit gedacht hadden. Niet zomaar een droge woestijn dus. Het is wel aan te raden om hier niet in het midden van de zomer een bezoekje te brengen want dan is het echt té warm hier. Het is namelijk de heetste plek op het westelijk halfrond en de droogste plek van Noord-Amerika.Wij hadden het deze tijd van het jaar heerlijk bij temperaturen tussen 20 en 25 graden en konden zo dus nog genieten van wandelingen zonder 10 liter water per persoon te moeten meedragen. Mojave National PreserveVan Death Valley stuurden we de camper richting Mojave National Preserve. Preserve, hoor ik je al denken? Wel het enige verschil met een nationaal park is dat in een preserve er wel gejaagd mag worden en in een park niet. Verder valt dit onder hetzelfde beheer. Mojave is ook een woestijn maar zag er wel heel anders uit dan Death Valley. De reden dat we hier nog een tussenstop maakten waren de Joshua Trees. Dit is een plantensoort in de familie Yucca en neemt een boomvorm aan. Dit is dus een woestijn met bomen en planten, dus niet alleen zand, zout en droge vlakten. We deden hier een kleine beklimming van een rotsformatie om zo een duidelijk zicht te hebben op de “Joshua Tree Dome”. Van op deze hoogte kon je echt de koepelvorm zien en ook hoeveel van deze bomen er hier groeien. We waanden ons met momenten in een western film. Onze verkenning van Mojave was kort maar krachtig. Blij dat we toch even de moeite hadden genomen om dit in onze route op te nemen. Dit was onze, voorlopig, laatste stop in Californië. We besloten uiteindelijk om Las Vegas links te laten liggen (niet meteen onze dada) en onze weg rechtstreeks naar Arizona verder te zetten. Hier begon alles er plots wel anders aan toe te gaan.
Na Cuba was het tijd om ons naar de VS te begeven aangezien we hier een 2 maanden durende roadtrip hadden gepland. We wilden graag de stad San Francisco ontdekken en boekten zowel onze vlucht als onze camper daar. Voordat we de camper zouden oppikken hadden we 3 dagen om de stad in te duiken. Natuurlijk niet voldoende om de hele stad en omstreken te ontdekken, maar we kregen toch een mooie glimp mee van de sfeer. Zoals de meesten onder jullie weten, is Kim een fervent gamer. Zijn favoriete game speelt zich in San Francisco af, dus hij was helemaal in zijn nopjes. Dag 1Tijdens onze eerste dag verkenden we vooral de waterkant. We vertrokken aan het Ferry Building en wandelden zo verder langs de vele pieren. In de piergebouwen vind je restaurants, winkels, interactieve musea, enzovoort. De bekendste pier is natuurlijk “Pier 39”. Deze pier is volledig ingespeeld op toerisme, met allerlei, barretjes, eettenten, souvenirshops en noem maar op. Vanop deze pier kan je ook de kolonie zeeleeuwen zien die hier leeft. Natuurlijk kon de Fishermen’s Warf ook niet ontbreken tijdens onze wandeling langs de kade. We maakten ook nog wel tussenstops verder van het water vandaan. Zo beklommen we de Telegraph Hill om daar de Coit Tower op te gaan en een prachtig 360° zicht over San Francisco te hebben. Ook struinden we rond in de super steile straatjes waar we de kabelwagonnen zagen voorbij denderen. Een van die steile straatjes, Lombard Street, is vrij bekend om het smalle zigzaggende stukje weg. Vele toeristen sturen dan ook graag hun auto een keertje hier doorheen. Wij gingen te voet een kijkje nemen. Ondertussen waren de lichtjes in de stad aangegaan en na een dag van kilometers vreten hielden we het voor bekeken. We sprongen aan boort van de BART (Bay Area Rapid Transport = een trein) om weer richting onze slaapplaats te gaan. Dag 2Op de eerste dag hadden we prachtig lenteweer gehad ondanks dat het nog steeds winter was in San Francisco. Aangezien de voorspelling voor dag 2 een even zonnige dag aangaf, kozen we er die dag voor om de meest gefotografeerde brug ter wereld te gaan bewonderen: The Golden Gate Bridge. Het oorspronkelijke idee was om een fiets te huren en zo de brug over te gaan. Uiteindelijk veranderde het plan en namen we de ferry naar Sausolito, een stadje aan de overkant van het water. De boottocht was mooi en gaf ons al een eerste zicht op de brug alsook op het Alcatraz eiland. Na een verfrissend ijsje wandelden we vanuit Sausolito naar het eerste uitzichtpunt op de bekende brug. Toch wel bijzonder om het dan plots zo van dichtbij zelf te zien. Van hieruit wandelden we verder naar het meest gekende uitzichtpunt aan Fort Baker. We snappen waarom iedereen hier een foto komt nemen, want hier was het uitzicht nog mooier en indrukwekkender. Het was wel een winderige dag dus lang bleven we hier niet staan. We moesten onze weg ook nog over de brug maken en dit is toch een aantal kilometers. Voetgangers mogen bovendien na 18.30u ’s avonds de brug niet meer op. Met diezelfde snijdende wind en toch een klein bang hartje omwille van de hoogte begonnen we aan onze wandeling. Uiteindelijk viel het nog best mee met de hoogte vooral ook omdat de brug en ook het voetpad heel breed zijn. Tegen valavond bereikten we de overkant en daar kregen we nog de kans om knappe foto’s te maken van The Golden Gate Bridge met de prachtige kleuren van de zonsondergang. Op dat moment hadden we al ettelijke kilometers afgelegd, maar we waren nog lang niet “thuis”. Via het Palace of Fine Arts maakten we onze weg naar het dichtstbijzijnde BART station. Dit neoklassieke theatergebouw was ondertussen verlicht en leverde ook nog mooie plaatjes op. We waren echter blij toen we die avond eindelijk onze voeten konden laten rusten en besloten de volgende dag er een iets kalmer schema op na te houden. Dag 3Onze laatste dag werd inderdaad een wat rustigere dag en bracht ons om te beginnen naar het business en shopping district van de stad. We gingen een kijkje nemen aan het Union Square en ontdekten hier een vestiging van The Cheesecake Factory. Voor de The Big Bang Theory kijkers onder jullie komt dit ongetwijfeld bekend voor, voor de rest misschien niet. Een personage uit deze tv-reeks werkte een tijdje bij dit restaurant. We konden het als fans van de serie niet laten om hier een lekker stukje kaastaart uit te halen en in het zonnetje buiten op te peuzelen. Van hieruit ging het door naar het stadhuis van San Francisco. Zowel het stadhuis als de omringende gebouwen zijn prachtig om te zien. We mochten en konden het stadhuis zelf ook binnen bezoeken. Het was het bezoekje zeker waard en we kregen nog een hoop trouwpartijen te zien ook. In vele grote steden vind je vaak een “China Town” terug. In San Francisco hebben ze echter ook een “Japan Town” en na onze prachtige trip daar eerder deze reis verkozen we deze keer om daar eens rond te gaan dolen. Het stelde jammer genoeg niet zo veel voor, maar we konden er wel genieten van een lekkere Japanse lunch. Laatste stop die we zeker nog wilde maken was bij “The Painted Ladies”. Deze 6 kleurige huizen vanuit eind 19de eeuw, vroege 20ste eeuw zijn vooral bekend geworden door het intro liedje van de serie “Full House”. In de hele omliggende buurt kan je nog dergelijke prachtige gebouwen uit die tijd terug vinden. “The Painted Ladies” zelf waren mooi, maar andere huizen in de omgeving waren echte pareltjes en nog meer het bekijken waard. Hier besloten we onze ontdekkingstocht van San Francisco af te ronden. Het waren 3 zonnige dagen geweest met heel wat prachtige indrukken en bezienswaardigheden. San Francisco bleek een aangename, relaxte stad te zijn waar we graag vertoefden. Enige nadeel natuurlijk is dat steden altijd duur zijn. Zo was ook de koffie behoorlijk prijzig, maar gelukkig weer naar onze smaak. Wanneer we in mei de camper weer terug moeten brengen hebben we nog een 1,5 dagje te spenderen. We gaan dan een wijk/gehucht buiten de stad verkennen, want ook buiten downtown SF valt er wel wat te ontdekken.
De laatste 3 weken voordat we naar de VS vlogen besloten we door te brengen in Cuba. Na een korte vlucht vanuit Cancun landden we uiteraard in Havana. In Cuba heb je keuze uit hotels of de zogenaamde “casa particulares”. Aangezien de hotels vaak in bezit zijn van de overheid en je bij de casas bij de Cubanen zelf verblijft kozen we voor deze laatste optie. Meteen ook een mooie manier om hen wat te steunen. In Havana verbleven we bij José, een supervriendelijke en behulpzame oudere man. Zijn huis bevond zich op een 6 km van de historische stad dus konden we best vervoer vinden om tot daar te geraken. José legde ons de verschillende opties en prijzen uit: bus, collectieve taxi en minibus. Aan de bushalte moesten we alle soorten transport maar gewoon tegenhouden en zeker niet meer betalen dan 2 CUC (de omwisselbare peso, maar door kom ik later nog op terug). We vermoeden dat deze man zelf niet vaak gebruik maakt van openbaar vervoer want na een poosje hadden we nog steeds geen bus gevonden waar nog een persoon bij op paste of een taxi die ons voor minder dan 5 CUC wou meenemen. Ook de volgende dagen leek dat echt een onmogelijke opdracht. We hebben met andere woorden vooral gewandeld in Havana. Twee keer hebben we ook in een van de gekende oldtimers een ritje genomen, tegen een te hoge prijs. Wel eens leuk om daarin mee te rijden overigens. Havana bleek echter niet voor ons weg gelegd te zijn. Buiten het feit dat het transport er absoluut een ramp is, is de stad vuil en voor een groot deel in verval. We hebben zeker een aantal mooie en gezellige plekjes gevonden, maar die maakten de rest van onze ervaringen in deze stad niet goed. We bezochten het historisch centrum, wandelden langs de befaamde Malecon aan het water en gingen ook een dagje wat groens opzoeken in El Bosque. Na 3 dagen hielden we het echter voor bekeken en was het tijd voor wat anders. We gingen aan boord van een Viazul bus die ons naar Viñales bracht. Dit dorp en tevens ook nationaal park ligt ten westen van Havana en staat vooral bekend voor het karstgebergte en de tabaksteelt. Hier hadden we het al meer naar onze zin. Er hing een leuke sfeer in het dorp en het uitzicht was vele malen mooier dan in Havana. Je kan hier ook te paard een aantal uurtjes door het nationale park galopperen en ondertussen verschillende boerderijen aandoen, van tabak tot koffie, naar rum en honing. Voor ons beiden was het de eerste keer op een paard, maar Tequila en Cuba Libre (de paarden dus) hadden ons wel een heel fijne ervaring bezorgd. Met een frisse wind en nieuwe moed vertrokken we uit Viñales. Een lange busrit bracht ons tot in Trinidad. Dit oude koloniale dorpje trekt jaarlijks vele toeristen. Ook al waren er inderdaad wel gezellige straatjes en pleintjes, voor ons kon het niet tippen aan Antigua in Guatemala en was het dus een beetje een tegenvaller. We struinden hier wat rond, bezochten een klein museum met uitzichttoren over de stad en genoten van de muziek op straat met een bijpassend drankje. Havana Club Rum is hier alom aanwezig, dus aan mojito’s en andere cocktails geen gebrek. De volgende stop op onze weg richting het oosten was Camagüey. Voor de meesten die Cuba bezoeken is dit enkel een rustpauze op weg naar Santiago de Cuba. Wij bleven hier echter een extra nachtje hangen en vonden dit een aangename afwisseling. Gezellige pleintjes, een leuke boulevard en we vonden hier ook eindelijk een keertje goede koffie. De Cubanen drinken hun koffie namelijk heel sterk en dat is niet ons ding. Ook de casa waar we verbleven was superleuk en gezellig met een enthousiaste gastvrouw. Santiago de Cuba was voor ons dan ook de volgende bestemming. Met de plaatsen die we al bezocht hadden, was ons oordeel over Cuba tot dan toe al niet te best. Deze stad deed onze stemming helemaal tot een dieptepunt zakken. We zagen hier wel mooie koloniale gebouwen, heerlijke live muziek op het centrale plein en een leuke Malecon, maar werden te vaak om geld gevraagd op een vermomde manier en het gebrek aan organisatie kwam ook hier weer sterk naar boven. Toen we de boot richting het fort wilden nemen bleek op hetzelfde uur ook nog toeristenbootjes te vertrekken waarvoor je op voorhand moest reserveren. Hadden we in de blakende zon staan aanschuiven voor niets leek ons. De toeristenbootjes mochten we niet op en het was dus niet duidelijk dat, met vertraging zoals met vele dingen in Cuba, ook nog een andere boot zou uitvaren. Een bordje met wat info en vertrekuren zou niet misstaan. Oververhit zochten we dan maar verkoeling in een eetzaakje. Voor ons was Santiago dus een plaats om snel te vergeten en uit weg te gaan. Uiteindelijk kwamen we helemaal in het oosten aan in Baracoa, onze eindbestemming. We hadden gehoord en gelezen dat dit toch net een ander stukje Cuba is en dat bleek ook zo. De rit er naartoe was al heel mooi, eindelijk wat bergen en groene natuur. Ook de sfeer in het dorp en de mensen waren wat losser en vriendelijker. Hier brachten we uiteindelijk 5 dagen door. Enkele dagen deden we het rustig aan met wat rondslenteren in het dorp en wat trappen beklimmen naar uitzichtpunten over de baai. We waren echter ook wat actiever hier. Zo bezochten we het El Yunkue nationaal park en beklommen daar de gelijknamige berg met een hoogte van 576 m. Het was een goed doenbare klim, al was het eerste deel heel zweterig omwille van de hogere vochtigheid hier. Na de klim en afdaling konden we echter verkoeling zoeken in de heldere rivier. Heerlijk! Een andere dag sprongen we op 2 gehuurde fietsen en verkenden de omgeving met zijn talrijke rivieren en stranden. Bovendien verbleven we in een supertoffe casa met een ontzettend sympathieke gastvrouw. Dankzij Baracoa sloten we Cuba toch nog met plezier af. Toch kwamen de Cubaanse karakteristieken op onze laatste dag in Baracoa nog naar boven. We hadden een vlucht geboekt van daar naar Havana om die 1000 km te overbruggen. Wat een twee uur durende vlucht had moeten zijn, veranderde in een 16 uur durende taxi rit. Jawel, zonder enige melding werd onze vlucht geannuleerd en de reden is ons tot op vandaag nog onbekend. Het voordeel was dat we nog wat konden “socializen”met onze chauffeur en medepassagier. Zo kom je natuurlijk altijd wat meer te weten over het plaatselijke leven en denkbeeld van de lokale bevolking. Uitgeput bereikten we om half 3 ’s nachts eindelijk onze slaapplaats in Havana. Welgeteld 4 uur later ging de wekker alweer om onze vlucht naar Amerika te nemen. Wat een laatste dag! Cuba was uiteindelijk voor ons beiden de minst aangename bestemming van onze trip tot nu toe. De eerste indrukken van Havana hadden niet meteen voor een goede start gezorgd maar eerder voor frustraties omwille van het gebrek aan organisatie. Wachten op bussen die nooit plaats bleken te hebben, 2.5 uur aanschuiven om een busticket te kopen voor de Viazul bussen, de mensen die niet bepaald uitnodigend te noemen waren, enzovoort. We gingen steeds met een heldere blik verder naar een volgende bestemming waarbij sommige dit beeld enkel versterkten en andere plaatsen gelukkig toch een verademing bleken te zijn. Hetgeen ons ook vooral stoorde was het feit dat je hier als toerist echt wel flink uitgeperst wordt. Het bestaan van een 2de munteenheid, speciaal voor buitenlanders zegt hierover al genoeg. Als toerist kan je enkel de CUC (de omwisselbare Peso en ongeveer gelijk aan 1 dollar) uit de muur halen, maar de plaatselijke bevolking betaalt met CUP (de nationale peso en ongeveer gelijk aan 0.04 CUC). Je kan natuurlijk door dingen aan te kopen of door je CUC’s te wisselen wel aan de CUP geraken. Beide munten zijn wettelijke betaalmiddelen. Voor de toeristen worden de prijzen natuurlijk altijd in CUC gezet en die zijn vaak best aan de hoge kant. Ook uitstappen naar nationale parken en dergelijke zijn veel hoger geprijsd dan in andere landen die we al bezochten. De Viazul bussen zijn ook best duur en de enige bussen (naast collectieve taxi’s) die je als toerist kan nemen. De lokale bussen zijn voor ons niet toegankelijk. Al kwamen we er tegen het einde van onze Cubaanse trip ook wel achter dat we zelf wat in de fout waren gegaan met deze 2 munteenheden en we het hier en daar toch goedkoper hadden kunnen houden voor onszelf. Op elke reis leer je toch weer bij. Veel zou ook wel te maken hebben met het handelsembargo dat door Trump grotendeels terug is ingesteld. Hierdoor komt er ook moeilijk brandstof het land binnen, met lange aanschuifrijen aan tankstations tot gevolg. Gebrek aan brandstof doet de transportprijzen omhoog gaan, terwijl men per liter nochtans niet al te veel betaalt. We hebben op onze vorige reis India meegemaakt en daar is er al weinig sprake van logica, maar in Cuba lijkt die nog verder zoek. Op sommige vlakken zijn ze best georganiseerd en op andere snap je er dan weer niets van. Toen we dan vernamen dat ze slechts ergens tussen 30 en 40 CUC in de maand verdienen, dan kan je ook wel snappen dat ze bijvoorbeeld niet meteen een tandje gaan bijsteken wanneer er een ellenlange wachtrij staat aan het loket. In Cuba heerst het socialisme sinds de revolutie van eind jaren ’50. Dit houdt in dat o.a. onderwijs en gezondheidszorg gratis zijn, maar dat de lonen dus niet hoog liggen. Verder moeten boeren ook 90% van hun oogst, zoals tabak en bananen, afstaan als taks aan de overheid en kunnen ze dus enkel 10% behouden om zelf van te eten of te verkopen. Hierbij mogen ze niet in concurrentie treden met hun overheid. Toch willen de Cubanen het kapitalisme buiten houden. Dat is ook iets wat bij ons moeilijk te vatten valt. Er wordt wel graag verdiend op toeristen, wat ons dus ook een vorm van kapitalisme lijkt. Hierdoor kunnen mensen het beter hebben, want met het karige loon komen ze niet echt toe. Er wordt wel met een soort van voedselcoupons gewerkt maar dat helpt ze ook maar deels vooruit. Je ziet dus ook regelmatig lange rijen aan supermarktjes staan. Is dit omwille van de coupons of eerder omdat ze weten dat er een nieuwe levering gaat binnenkomen met een gegeerd product? We hebben namelijk meerder malen rondgewandeld in supermarktjes, maar vaak was er maar keuze uit een heel klein assortiment waarbij er dan rijen volstaan met 1 product. Soms konden we niet eens water vinden, maar alcohol is altijd voor handen. Cuba is voor ons echt een land van tegenstrijdigheden en zaken waar je je hoofd niet rond krijgt. Of we het zouden aanraden? Tja, niet echt. Maar misschien moet je het gewoon zelf een keer ervaren aangezien reizen altijd gepaard gaat met persoonlijke ervaringen. Cuba blijkt net zoals India een land te zijn waarbij je er ofwel van houdt ofwel niet bepaald een voorkeur voor hebt.
Na een zestal weken in Guatemala begonnen we na te denken of we nog langer wilden blijven (we kregen immers 90 dagen om te spenderen) of dat we voor onze Amerika trip nog wat anders wilden doen/zien. We hadden wel het gevoel dat het tempo erg laag lag en er dringend terug een beetje actie in onze dagen moest komen. Hierdoor viel dan ook, met een klein beetje pijn in het hart, de beslissing om Mexico binnen te reizen en dan via Cancun naar Cuba te vliegen. In totaal hadden we namelijk nog een dikke 5 weken te overbruggen. Nadat we nog even een korte tussenstop maakten aan het meer Atitlan, begonnen we aan een 9-uur durende busrit naar San Cristobal de las Casas. Aan de grens nog even een stempeltje ophalen als bewijs dat we Guatemala uit waren en een centje betalen om Mexico binnen te mogen. Hier moesten we ook wisselen van busje en hupakee tegen het einde van de dag waren we plots in een ander land. San Cristobal bleek een hoger gelegen stad te zijn met mooie koloniale gebouwen en een gezellig sfeertje, maar ook met lekker frisse temperaturen eens de zon onder was. Van hieruit deden we nog een uitstap naar de canyon del Sumidero. Met een bootje stoven we door de kloof en zagen we onderweg een babykrokodil, leguanen en apen. Na de boottocht werden we ook nog naar 4 uitzichtpunten gebracht. Helaas gooide de mist roet in het eten bij het meest spectaculaire uitzicht, maar konden we bij de andere 3 punten toch nog wel genieten van een knap zicht op de kloof. Aangezien we nog bezoek gingen krijgen in Mexico en we dit bezoek op gingen pikken in Cancun moesten we onze weg tijdig naar daar maken. We deden dan ook meteen een grote sprong richting Campeche met een 14-uur durende busrit. Een beetje geradbraakt maar nog steeds alive and kicking gingen we op ontdekking in deze havenstad. In de oude koloniale tijden was deze stad van meer belang, maar ondertussen hebben andere havens in de buurt meer terrein gewonnen. De oude binnenstad is wel nog zeker een bezoekje waard met zijn huizen in vele pasteltinten gekleurd. Ook de stadsmuur toont hoe deze stad ooit van groot belang is geweest. De stad werd namelijk vaak door piraten geplunderd omwille van zijn rijkdom. Het duurde 18 jaar om de muur te bouwen maar zorgde er zo wel voor dat Campeche de best bewaakte stad van het Spaanse rijk werd. Je kan in de buurt nog andere oude forten bezoeken maar wij hielden het bij enkel de stad. Toen was het namelijk tijd om naar Cancun te gaan en daar naast een auto (wat een gemak!) ook Astrid op te pikken. We hadden samen een leuke route uitgestippeld aan de oostkant van de Yucatan peninsula. Aangezien we maar 9 dagen hadden leek het ons praktischer om een auto te huren en dat kan in Mexico blijkbaar vrij goedkoop. Het was een blij weerzien op de luchthaven en na wat formaliteiten konden we richting onze eerste stop vertrekken: Valladolid. Ook dit was eens in de koloniale tijd een bloeiende stad en bruist nu nog steeds van het leven. Het loont zeker de moeite om een namiddagje hier rond te wandelen, al was het voor ons wel de zoveelste stad in deze trend en dus minder indrukwekkend dan de eerste stad die we bezochten. Vanuit Valladolid is het maar een half uurtje rijden tot de oude Maya stad Chichen Itza. Als een van de 7 moderne wereldwonderen konden we niet anders dan een bezoekje brengen. Om de meute enigszins voor te zijn, zorgden we ervoor dat we bij openingstijd al in de rij stonden. Voor Kim en mij was dit het 2de wereldwonder dat we mochten aanschouwen. Het pronkstuk, de tempel van Kukulcan, de slangengod van de Maya’s, is grotendeels gerestaureerd. Een klein deel is echter in zijn wat vervallen staat behouden om zo een goed beeld te kunnen geven van hoe het er ooit uitzag. Ook kan je hier het plein zien waar men het balspel speelde. Hierbij moest een rubberen bal van 5 kilo door een stenen ring, die aan een muur bevestigd was, gespeeld worden. De bal mocht enkel met bovenlijf en heupen aangeraakt worden, benen en armen mocht men niet gebruiken. Het plein in Chichen Itza is de grootste balspelplaats die er is. Ruim 3 uur spendeerden we op deze archeologische site. Het is dus best een groot complex met nog vele goed bewaarde of gerestaureerde bouwwerken. Na Tikal was dit voor ons een mooie aanvulling op de ontdekking van de Maya cultuur. Na deze culturele stop op de route ging het door naar ander vertier: het helder blauwe meer van Bacalar. Op onze weg er naartoe stopten we nog bij een cenote. Dit is een plaats waarbij een ondergrondse rivier de grond heeft doen wegzakken en er een opening of soort grot ontstaat. Vaak staat hier nog water in en kan je er dus ook een duik in nemen. De kleuren van het water zijn meestal ook prachtig in een dergelijke cenote. De cenote kan zich ondergronds bevinden maar ook bovengronds of helemaal afgesloten als grot. In Bacalar zelf besloten we een kajak te huren en de kleuren van op het water gade te slaan. Vooral aan de ingang van El Canal De Los Pirates is het water ontzettend helder en magisch blauw van kleur. We genoten hier van een verfrissende duik. Van hieruit peddelden we verder naar een cenote, waar het water donkerblauw en 90 meter diep was. Terwijl we onze armen even wat rust gunden, dobberden we richting een mangrove stukje. Toen een man op een andere boot ons waarschuwde dat er een krokodil schuilhield in het groen, was er van spierpijn plots nog weinig te merken. Met een goeie vaart maakten we ons uit de voeten. Na 3 uurtjes hadden we genoeg zon opgeslorpt en begonnen de armspieren echt helemaal te verzuren. Tijd dus om de kajak weer in te leveren en de rest van de dag relax tijd in te lassen. Nog een zonovergoten bestemming was Tulum. Hier bezochten we de Maya ruïnes die als enige aan de kust liggen. Met de fiets maakten we onze weg tot aan deze bezienswaardigheid. Minder indrukwekkend dan Chichen Itza maar met de zee op de achtergrond toch wel een bezoekje waard. Het strand lieten we links liggen want er stond een redelijk stevige wind die er voor zorgde dat we ter plekke gezandstraald werden. Dan maar even verfrissing opzoeken in het zwembad van onze accommodatie. Door wat kortingen bij elkaar te sparen kan je soms al eens wat deftigere plekjes veroorloven. Onze laatste stop zou het eiland genaamd Holbox worden. Onderweg stopten we nogmaals bij een cenote. Het is echter onmogelijk om alle cenotes te bezoeken. In Yucatan alleen al zijn er bijvoorbeeld om en bij de 3000. Na een drietal uurtjes rijden stonden we uiteindelijk aan het kleine haventje van waaruit we onze ferry naar het eiland moesten nemen. Slechts 30 minuten later zetten we voet aan wal van Holbox. Het viel ons meteen op dat er een heel toffe en gezellige sfeer hing, we zouden hier ongetwijfeld een leuke tijd beleven. Astrid probeerde de zonsopgang mee te pikken, maar de weergoden gooiden helaas roet in het eten met hun wolken. Ook de zonsondergang was er eentje van weinig grandeur. De dag zelf bevatte wat meer actie. Mits je rekening houdt met de getijden kan je hier voor de kust van zandbank tot zandbank wandelen tot aan Punto Mosquito. Deze keer waren het niet de armspieren maar de beenspieren die getraind werden. We moesten af en toe door 30 cm hoog water ploeteren wat toch wel wat inspanning vergt, zeker in de brandende zon. Bij Punto Mosquito spotten we in de verte wel een aantal roze puntjes: flamingo’s! Omdat het een beschermd gebied is, mag je vanaf dit punt niet verder wandelen, zodat onder andere deze flamingo’s niet verstoord worden. Van hieruit maakten we de route terug langs het strand in plaats van over de zandbanken. Oververhit en moe hielden we een kleine siësta na de lunch. De ochtend nadien was het weer tijd om richting Cancun te rijden en de auto in te leveren. Zo was de laatste avond met ons drie ook aangebroken. Om 4.30u ging onze wekker terwijl Astrid nog een paar uurtjes kon blijven liggen. Wij vlogen van hieruit naar Cuba en Astrid weer naar België. Het was een korte, maar fijne tijd in Mexico. We hadden mooie koloniale steden ontdekt, wat van de Maya cultuur meegekregen en in prachtig blauw water rondgedobberd. Een beknopte maar aangename kennismaking met de vriendelijke mensen en het gevarieerde land.
In Guatemala kom je naast vele invloeden van de Spaanse kolonisatie ook overal nog overblijfselen tegen van de oude Maya cultuur. In het noorden van het land vind je de archeologische sites terug van de vroegere Maya nederzettingen. Na de feestdagen vonden we het tijd om daar even een kijkje te nemen en dan via Rio Dulce ons rondje terug naar Antigua vol te maken. Hiervoor stapten we allereerst aan boord van een nachtbus die ons in een 9-tal uur tot in Flores bracht. Dit dorpje ligt op een uur van het bekende Tikal en bedient jaarlijks een vloot aan toeristen. Flores heeft ook een koloniaal stukje dat op een eilandje ligt. Daar valt op zich niet veel te beleven. Wij waren er vooral naartoe gegaan om van hieruit een dagtrip naar de ruïnes van Tikal te maken. Je kan dit met gids doen, maar wij kozen ervoor om zelf op pad te gaan. Het is best wel een groot domein, maar op een paar uurtjes ben je gerust rond gewandeld. Je merkte aan de muggen en de vochtigheid wel meteen dat je in jungle gebied staat. Indrukwekkend om te zien wat er daar te midden van de bomen gebouwd is. Stenen zoals degene waarmee de tempels en andere gebouwen zijn rechtgetrokken zie je niet meteen rondom je ergens liggen. Je vraagt je dan ook meteen af waar deze stenen vandaan komen en hij ze ooit tot daar geraakt zijn. Enkele van de bouwwerken kan je beklimmen en van daar bovenop heb je een prachtig zicht over de jungle en sommige van de eeuwenoude constructies die er bovenuit steken. Ondertussen hoor je ook overal geluiden van dieren zoals vogels en apen. Zo spotten we hier de toekan en hoorden we op een wat verlaten paadje de brulapen te keer gaan van heel dichtbij. Het was de moeite om te zien, maar voor ons niet het meest indrukwekkende tempelcomplex dat we al bezocht hebben. Van hieruit ging de trip verder naar het oosten van Guatemala, naar Rio Dulce. Het dorpje zelf stelt weinig voor en bestaat vooral uit een straat waar het doorgaande verkeer zich ophoopt. Hier loopt echter ook de gelijknamige rivier binnen vanuit de Caribische zee en eindigt uiteindelijk in het meer Izabal. Eenmaal weg van die overvolle straat is er dus nog veel groen te ontdekken. Vele accommodaties bevinden zich op het water en zijn dus ook enkel via het water te bereiken. Wij werden met een bootje opgepikt door Pamela en Sheldon van ons verblijf genaamd Boatique. De locatie en accommodatie waren echt super idyllisch: houten hutjes, hangmatten en een zwembad met zicht op een zijtak van de rivier en omringd door natuur. ’s Morgens werden we wakker met vogels die floten en brulapen die brulden, heerlijk. Gewoon rustig de hele dag daar van de omgeving genieten en in de hangmat hangen is op zich al reden genoeg om naar Rio Dulce te gaan. We genoten dus met andere woorden vooral van het daar zijn. Een van de dagen deden we nog wel een boottochtje over de rivier tot aan het dorpje Livingston. De boottocht was echt wondermooi. We vaarden langs een eilandje vol vogels en leguanen en zagen het landschap op het einde veranderen naar een smallere doorgang zodat we door een soort “canyon” moesten varen. In Livingston wonen nog mensen van de Garifuna gemeenschap. Dit is een etnische groep die afstamt van een mix van Indianen en Afrikanen. Ze zouden nog afstammen van de slaven en terecht gekomen zijn in Midden-Amerika doordat hun schip gestrand was na schipbreuk. Je ziet hier dus zowel Garifuna, Maya als latino mensen en invloeden terug. Al valt er verder niet zo veel te beleven in Livingston. We genoten er vooral van een lekkere lunch van plaatselijke gerechten. Verder voelden we ons vooral thuis in de hangmatten en schommels van Boatique. Na zo’n 1,5 week kwamen we weer thuis in Antigua. Voor ons blijft dit de tofste plek van Guatemala om te vertoeven. Het klimaat is er ideaal: een zalig zonnetje bij 25°C, geen hoge vochtigheid en ’s avonds lekker koel om normaal te kunnen slapen. Verder zijn de gebouwen er prachtig en is het dus een streling voor het oog om hier gewoon rond te struinen. Rondom Antigua heb je dan nog voldoende mogelijkheden om wat natuur op te zoeken: vulkanen om te beklimmen, uitzichtpunten op een wat lagere hoogte en andere wandelpaden. Bovendien zijn er door het toerisme eetmogelijkheden genoeg. Aangezien we niet helemaal zot zijn van de plaatselijke keuken omdat deze vaak aan de fletsere kant is, vinden we het dus fijn dat we hier nog andere keuzes hebben ook. Guatemala heeft ons echter niet overdonderd. We hadden misschien te hoge verwachtingen door wat we lazen en zagen op het internet. In ieder geval zijn deze verwachtingen niet echt ingelost. Al hebben we zeker mooie dingen gezien en fijne momenten beleefd. De mensen zijn ontzettend vriendelijk en de Spaanse taal geeft aan alles toch een andere sfeer. Als dat er niet was moeten we zeggen dat we ons buiten Antigua vaak gewoon in Azië waanden. De bouwstijl (betonnen huisjes of hutjes van hout en golfplaten) is hier hetzelfde en op een aantal plekken is de vegetatie ook vergelijkbaar. Het begint dus allemaal redelijk op elkaar te lijken voor ons. Is dit het jammere van veel reizen of zijn wij de enigen die dit zo aanvoelen?
Begrijp ons echter niet verkeerd, we genieten nog van het reizen en het met onze eigen ogen, oren en neus beleven. Verder voelen we ons toch wel thuis en op ons gemak hier in Guatemala en hebben we er zeker geen spijt van dat we naar hier gekomen zijn. We hebben met Carmen er weer een vriendin bij in Europa, we hebben voor het eerst lava van op een veilige afstand kunnen zien, ons door de Spaanse les wat meer onder kunnen dompelen in de cultuur, prachtige natuur en nieuwe dieren ontdekt en een nieuwe eeuwenoude beschaving kunnen gadeslaan. Guatemala heeft ons hart toch enigszins veroverd, al is het na een zestal weken wel tijd geworden om nieuwe oorden op te zoeken. Sinds begin december zitten we aan de andere kant van de wereldbol, in Guatemala. Na een paar dagen in het gezellige Antigua (lees: bekomen van een jetlag na 30 uur reizen en 15 uur terug de tijd in te duiken) reisden we door voor een weekje aan het meer Atitlán en gingen een kort kijkje nemen in de studentenstad Quetzaltenango (Xela voor de vrienden). We zouden dus ook de feestdagen in dit land doorbrengen. We kozen ervoor om tijdens die dagen in Antigua te verblijven. Dit is de oude hoofdstad van Guatemala en je vindt er vele restanten van de Spaanse kolonisatie terug. Natuurlijk zorgt dit er voor dat het een toeristische trekpleister is, wat dan wel weer ideaal is om wat vertier te hebben. Tussen Kerst en Nieuw hadden we ons opgegeven om een aantal uren Spaanse les te volgen. Het Engels is hier nog niet zo talrijk aanwezig dus een woordje Spaans kunnen spreken speelt zeker in je voordeel. Voor mij (Joyce) zou het een goede herhaling vormen en voor Kim een introductie tot de Spaanse taal. Op 24 december kwamen we aan in het overvolle Antigua. Kerstavond mocht het avondeten wel wat meer hebben dus met een glaasje wijn klonken we op de avond. Al kostte het ons wel wat moeite om nog een restaurant te vinden dat open was. In dit katholieke land is Kerstmis duidelijk nog echt iets om te vieren en een reden om naar de mis te gaan. Verder worden er onnoemelijk veel firecrackers en vuurwerk afgestoken. Van ’s morgens tot ’s avonds elke dag van de week. Kerstdag zelf was redelijk rustig. We gingen een kijkje nemen aan Cerro de la Cruz van waaruit je een mooi zicht hebt op het rasterpatroon van de stad. Verder struinden we door de gezellige straatjes en moest er uiteraard wel een stop gemaakt worden voor een kop koffie. Tweede kerstdag was het dan zover: om 8 uur stonden we paraat voor onze eerste 5-uur durende les. Vijf dagen lang dompelden we ons onder in de Spaanse taal met elk onze eigen leerkracht. Als alles enkel maar in het Spaans gaat dan leer je wel snel bij en komen op een gegeven moment de woorden bijna van zelf. In de namiddag deden we het meestal rustig aan. Ofwel spendeerden we die in onze accommodatie en kookten we nog eens zelf onze lunch en ons avondeten aangezien we er over een keuken beschikten. Ofwel wandelden we door straatjes die we nog niet verkend hadden en deden we aan “mensen-kijken” vanop een bankje in het centrale park. Een van de namiddagen gingen we met Eddy op stap. Via hem hadden we deze lessen geregeld en we kregen er gratis een uitstap bij naar een macadamia-, wijn- en chocolade boerderij. Om nieuwjaar in te luiden kochten we meteen een fles wijn gemaakt van een plaatselijke fruitsoort. Na 5 dagen stond ons hoofd zowat op ontploffen van de opgeslorpte informatie en namen we afscheid van onze leerkrachten. Ook al hadden de lessen er niet meteen voor gezorgd dat we plots als een volleerde Spanjaard de taal beheersten, toch was het een fijne ervaring. Zo waren we ondertussen aanbeland bij de laatste dag van 2019. Deze keer gingen we oudejaar wel op een heel bijzondere manier vieren: op de vulkaan Acatenango. Op 31 december werden we ’s morgens opgehaald om aan de klim naar 3600m hoogte te beginnen. We hadden leuk gezelschap: Carmen, een Zwitserse dame die we kenden van de Spaanse les en een jong Nederlands koppel. De volledige groep telde 17 personen van verschillende nationaliteiten, maar met deze 3 deelden we de meeste kilometers. Uiteindelijk zouden we ongeveer een 5 uur nodig hebben om tot aan de kampplaats te geraken. Het was een zware klim want driekwart van de tijd enorm stijl en bovendien bestond het pad vaak uit losliggend vulkanisch as en gesteente. Hierdoor ging je soms 2 stappen vooruit en dan weer eentje achteruit. Onze inspanning werd wel meer dan beloond. Van op de plek waar we de nacht zouden doorbrengen keken we recht op vulkaan Fuego, een actieve vulkaan die met regelmaat nog een hoop as/lava uitspuwt. Zodra het donker was resulteerde dit natuurlijk in prachtige beelden. Vooral Kim was in zijn nopjes aangezien er een kinderdroom in vervulling ging. Nooit gedacht dat we ooit zo’n natuurlijk vuurwerk op oudejaarsavond zouden meemaken. Moe maar voldaan kropen we onze ijskoude tent in. Echt slapen deden we niet, maar om 6 uur waren we paraat voor een prachtige zonsopgang. Ons zicht reikte tot aan de oceaan en we spotten meerdere vulkanen. Tijdens onze klim zaten we vooral in de bewolking, maar tijdens onze afdaling konden we genieten van een zonnetje en zalige vergezichten. Na een 2 uurtjes stonden we weer waar we de dag ervoor vertrokken waren. Tijd voor een douche en een zacht bed! Wat een ervaring en wat een begin van het jaar. Als hiermee de toon voor de rest van het jaar gezet is…
Na de Filipijnen was het tijd om Azië vaarwel te zeggen en om andere oorden te ontdekken. Vanuit de Filipijnen zelf was vliegen naar Centraal-Amerika niet mogelijk dus kozen we ervoor om een grote stad te zoeken van waaruit dit wel kon en hier een stop-over te maken. Uiteindelijk viel ons oog op Seoul (Zuid-Korea). We hadden er echter geen rekening mee gehouden dat het hier dus even koud, zo niet nog kouder, kon worden dan in België tijdens de winter. Het gevolg was dat we zonder echte winterkledij terecht kwamen in vriestemperaturen, zelfs overdag. We trokken dan maar genoeg laagjes aan en stopten op tijd en stond om ons aan een tas koffie op te warmen. Verder wisten we totaal niet wat te verwachten van deze metropool. Uiteindelijk was het wel een aangename stad die ook weer makkelijk te verkennen is in combinatie van wandelen en de metro. Je vindt er zowel traditionele gebouwen en tempels terug als de moderne variant. Bovendien zijn er in de stad en rondom de stad gelegenheden genoeg om de natuur in te gaan. Ook deed het ons wel wat terugdenken aan de steden in Japan, qua eten, uitzicht, mensen, etc. Ondanks de koude waren we toch blij dat we hier een tussenstop hadden gemaakt. We sommen hier nog even onze top 3 van leukste plekjes/momenten op:
Land nummer 4 op deze reis was de Filipijnen. Na het drukke schema in Japan keken we er wel naar uit om het even wat rustiger aan te doen. Bij het buiten stappen van de luchthaven overviel de warmte ons het eerste moment wel weer en ook de typische Aziatische chaos. Op dat moment stapten we liever terug aan boord van het eerste vliegtuig richting Japan. Even terug aanpassen en dan er gewoon weer helemaal voor gaan. Al waren de terminals van de luchthaven in Manila niet meteen bevorderlijk als introductie. Bij aankomst op de internationale luchthaven bleken er gewoon een tekort aan taxi’s te zijn waardoor we ongetwijfeld nog een wachttijd van 2 uur te gaan hadden. Aangezien het al avond was, moe en uitgehongerd, zagen we dit niet zitten. Dan maar een hotel vlakbij de luchthaven zoeken. Van daaruit ging het de volgende ochtend richting de terminal voor de binnenlandse vluchten. Als we dachten dat het niet erger kon dan de avond ervoor, o jawel, veel erger zelfs. De wachtrij om je bagage af te droppen stond bijna tot aan de ingang. We hebben al vele luchthavens bezocht ondertussen en dit moet echt de ergste en meest chaotische toestand ooit geweest zijn. Aangezien op een gegeven moment de vertrektijd voor onze vlucht wel erg dichtbij begon te komen mochten we gelukkig de ‘fast lane’ nemen. Zo konden we toch nog op tijd mee met onze vlucht. Na het chaotische begin volgenden er ook nog wel rustigere en mooiere momenten. In totaal bezochten we 3 eilanden, al zagen we van sommige maar een klein stukje. Hierbij even een schets van wat we de voorbije tijd zagen. Bohol/PanglaoHet eerste eiland dat we bezochten was eigenlijk een combinatie van Bohol en Panglao. We verbleven op Panglao dat alleen met een brug verbonden is aan Bohol. Deze 2 eilanden worden meestal in 1 adem genoemd. Dit is een vrij toeristisch eiland, maar onze accommodatie was lekker rustig en wat verder van het drukke gebeuren. Het was wel weer heerlijk om een scooter te huren en zelf rond te cruisen. Eerste bezoek kon natuurlijk enkel en alleen de bekende “Chocolate Hills”zijn. Het was best een tochtje van uit onze slaapplaats, zo’n 80 km. Met hier en daar een stop en een lunchbreak was het best te doen. We verwachtten ons aan een massa volk maar dat bleek best mee te vallen. De heuvels waren echter niet bepaald chocolade-achtig op dit moment, maar vooral groen. Het natte seizoen is pas voorbij waardoor de heuvels nog niet bruin zijn geworden. Toch was het wel een mooi uitzicht. Verder bezochten we een grot waarin je een plonsje kon wagen. Hier verzamelt zich namelijk brak water in een grote poel. Ook deden we een wandeling over een 500 m lange bamboebrug doorheen een mangrove bos, die eindigt op een steiger in de oceaan. Als je in de Filipijnen bent kan het niet anders dan even een duik te nemen in het helder blauwe water. Met behulp van onze gastheer vonden we een prachtig maar rustig strand. Na een 4-tal dagen hadden we het hier wel gezien en wilden we graag een wat kleiner eiland verkennen. Binnen de Filipijnen neem je ofwel de boot ofwel het vliegtuig om van eiland tot eiland te gaan. Van Bohol naar Siquijor kan je enkel de boot nemen. Op een 1,5 uurtje varen stonden we met ons voeten op het volgende eiland. SiquijorVoor ons verblijf op Siquijor hadden we gezocht naar een rustige plaats met een mooi uitzicht. Je weet natuurlijk pas of wat er geschreven wordt echt waar is wanneer je ter plaatse bent. Toen we bij La Villa Alta aankwamen bleek er niets gelogen te zijn. Vanaf het balkonnetje van onze hut keken we uit op zee en een paar trappen naar beneden hadden we zelfs een eigen klein strand. Daarnaast was het drukkere, meer toeristische stuk op zo’n 25 kilometer van ons verwijderd. Met andere woorden was het bij La Villa Alta allemaal peis en vree. Nadeel is dan natuurlijk dat je wel altijd de scooter op moet als je eens wat anders wilt eten of bezoeken. Dat hadden we er echter zeker voor over, maar soms was dat niet eens nodig aangezien Mersy, onze gastvrouw, zelf lekkere gerechten tevoorschijn kon toveren. Uiteindelijk bleven we hier 9 dagen hangen en wilden we zelfs niet per se vertrekken toen de dag daar was. Hoe brachten we deze dagen door? Soms bleven we gewoon zowat de hele dag hangen in La Villa Alta. Met het uitzicht dat we hadden, was er af en toe eigenlijk niet veel meer nodig. Toch gingen we ook wel op ontdekking. We bezochten een aantal watervallen, waarvan de ene al indrukwekkender of drukker dan de andere. De meest bekende waterval is de Cambugahay Falls. Bij deze cascade heb je op verschillende niveaus waterpoelen waar je lekker in kan zwemmen of zelfs een gedurfde Tarzan-sprong kan wagen. Voor nog wat afkoeling konden we terecht op de berg in het midden van het eiland. Omwille van het hoogteverschil was het hier wat koeler en natuurlijk kon je hier genieten van een prachtig uitzicht. Verder bezochten we wat stranden of cruisden gewoon wat rond door de dorpjes of langs de kustlijn. Er zijn ook vele kerken in de Filipijnen aangezien het een erg katholiek land is. Ze promoten dit ook als toeristische stop, maar helaas zijn ze niet zo mooi als de eeuwenoude kerken in Europa. Na 1 kerk bezocht te hebben lieten we de rest zijn voor wat het was. Door de Spaanse bezetters werd dit het eiland van het vuur genoemd omdat er hier destijds enorm veel vuurvliegjes te spotten waren. Wij hebben er wel geteld 1 gezien. Nu moeten we ook wel zeggen dat we er niet naar op zoek zijn gegaan en dit ene vuurvliegje ons kwam bezoeken. Tegenwoordig staat het bij de lokale bevolking nog steeds bekend als het eiland met de mystieke krachten. Er wordt geloofd dat hier aan hekserij wordt gedaan met magische drankjes en al. Toen wij aan het rond scooteren waren en door het dorpje San Antonio reden werden we plots aan gesproken door een aantal Filipijnse mannen of we op zoek waren naar een ‘healer’. Geen idee wat er dan zoal genezen wordt, maar we bedankten vriendelijk. Dat is het enige verband dat we tegenkwamen met deze zogenaamde hekserij. Tja, iets kan maar echt mystieke krachten hebben als je er echt in geloofd zeker? Negros OrientalVanuit Siquijor vaarden we naar het eiland Negros Oriental. We boekten 3 nachten in het dorp Valencia, net ten noorden van de studentenstad Dumaguete. Weer een voorbeeld dat je onverwacht op leuke plekken stuit tijdens het reizen, want uiteindelijk verbleven we hier 6 nachten en hadden we er gerust nog een paar nachtjes willen bij doen. Voornaamste reden dat we hier naartoe waren gekomen was het kleine eiland Apo dat bekend staat om het snorkelen en duiken met schildpadden. Omwille van het wisselvallige weer moesten we dit uitstapje wel uitstellen tot onze laatste dag. Wat deden we hier tot dan? We huurden weer een scooter en verkenden op eigen tempo de omgeving. Dumaguete zou omwille van zijn studentenstatus een ‘laidback’ gevoel hebben, maar na een voormiddagje rondtoeren in deze stad voelden we ons niet meteen ontspannen. De volgende dagen kozen we er dan ook voor om de natuur in te trekken. Zo gingen we naar de Casaroro waterval. Na het afdalen van heel wat trappen en een korte maar mooie wandeling langs de rivier die door de jungle loopt kwamen we bij deze machtige waterval aan. Het water dendert hier zo’n 30 meter naar beneden en is omgeven door een groene oase. Daarnaast zagen we maar een handvol andere mensen hier en hadden we de waterval zelfs even helemaal voor ons alleen. Toen we aan de klim van de 350 trappen begonnen, besloten de weergoden even alle sluizen open te gooien. Het gevolg was dat we volledig doorweekt boven kwamen. Het was even geleden, maar hier voelden we nog eens wat het was om het koud te hebben. Een 25 kilometer van Valencia bevinden zich de zogenaamde Twin Lakes. Eenmaal van de hoofdbaan af was de weg er naartoe heel pittoresk. Al kronkelend doorheen bergwegen hadden we prachtige vergezichten. Bij aankomst aan het meer had je maar zicht op 1 van de 2 meren, maar het was wel een uitstekend zicht. Het tweede meer is te voet bereikbaar via een 900 m lang pad. Wij kozen er echter voor om een kajak te huren en het eerste meer over te peddelen om zo aan het andere te geraken. Hier kregen we van de visjes nog een schoonheidsbehandeling van onze voeten. Met proper gezogen voeten kropen we terug de kajak in om nog een toer over het grotere meer te maken. Genieten! We wilden ook nog een kijkje nemen bij de Red Rocks waterval, maar deze was opgeëist door een resort en de gevraagde inkom vonden we te duur. Onderweg zagen we wel nog de gevolgen van de vulkanische activiteit die hier heerst: een bergflank die letterlijk stoomde. Hier komt natuurlijk ook de lekkere geur van zwavel bij kijken. Neuzen even dichtknijpen! Dag 5 was het dan zover: snorkelen bij Apo eiland. Voor de oversteek, die een half uurtje duurde, deelden we een zogenaamde ‘pump boat’ met 5 andere mensen. Aangezien dit een redelijk kleine boot is die totaal niet afgesloten is was het met momenten een spannende tocht over de woelige golven. We bleven dan ook niet droog tot we aan wal gingen op Apo. Hier gingen we even een kijkje nemen bij de vuurtoren die hogerop staat, maar het uitzicht was niet denderend. Dan maar door wandelen naar de overkant van het eiland (wat met wat omwegen eindelijk lukte) om daar een eerste duik in het water te wagen. Helaas was de zee hier te ruw om te snorkelen. Dan maakten we onze weg maar terug naar de kant van het eiland waar we aangekomen waren. Hier lukte snorkelen wel. Om in het natuurreservaat te mogen zwemmen en snorkelen moet je een lokale gids inhuren. We deden dit samen met een Nederlands koppel om de kosten te delen. In dit reservaat zijn het koraal en de schildpadden beschermd. Het koraal was dan ook wondermooi en nog zeer levend, wat de dag van vandaag niet meer zo vanzelfsprekend is. We zwommen ook zij aan zij met de schildpadden en zagen enkele enorme exemplaren. Prachtige ervaring! Verder was het aangenaam vertoeven in Valencia, met ’s avonds het in kerstsfeer verlichte dorpsplein en toffe plekjes om te eten. Ook onze accommodatie was top, een kleine studio waarbij we zelfs een keuken hadden. Kokoe, de zwarte spermashake die nog het meeste weg had van een labrador, kwam ons ook hondstrouw begroeten zodra we de poort doorkwamen. Een thuis ver weg van huis. Hierna was het tijd om ons stilaan terug richting Cebu City te begeven aangezien we daar het vliegtuig weer op zouden springen. Negros en Cebu (het eiland) liggen gelukkig dicht bij elkaar en dus was de oversteek snel gemaakt. We hadden toevallig ontdekt dat er een Belg een restaurantje runt aan de haven waar we aankwamen. Na 3 maanden wilden we graag nog eens Belgische kost binnensteken. Uiteindelijk viel de keuze op vol au vent met frietjes en daarbij een lekker gekoelde Hoegaarden Rosé. Van hieruit ging het met de bus naar Oslob. Dit dorpje staat bekend om de tours waarbij je met walvishaaien kan zwemmen. Helaas al te veel verhalen gelezen over het grote circus dat het is en het feit dat men de dieren met eten lokt, waardoor wij er geen zin in hadden om hieraan mee te doen. We hadden wel een slaapplek met zwembad geboekt en wilden graag hier een rustig dagje spenderen. Er trok echter een tyfoon over het noorderlijke gedeelte van de Filipijnen waardoor het een grijze en winderige dag werd. Geen zwembad weer dus. Toen we de volgende dag opnieuw de bus op gingen om de rest van onze weg naar Cebu City te maken kregen we pas echt bakken water over ons heen. Onderweg zagen we dan ook straten volledig blank staan. We hielden het zelf ook niet droog, want eenmaal we effectief de bus af moesten vlakbij onze accommodatie regende het pijpenstelen. Gelukkig was dat wel bij een warme 30 graden.
De volgende dag scheen het zonnetje weer vrolijk en was er niets te merken van de wateroverlast de dag voorheen. Brede zonnestralen zwaaiden ons dan ook uit. Tijd voor weer een nieuwe bestemming. Yakushima, het eiland met de eeuwenoude ceder bomen. Niet meteen de meest bekende bestemming voor buitenlandse toeristen, en al zeker niet bij hun eerste bezoek aan Japan. Wij kregen deze tip van onze vrienden Tessa en Nicolas, die in 2014 hier al een bezoek brachten. Het leek ons wel de moeite om hiervoor even helemaal naar het zuiden af te zakken. Het kostte ons wel een vlucht en een ferrytocht van 4 uur om er te geraken dus het eiland had ons wel wat goeds te tonen om dit de moeite waard te maken. Al bij het binnen varen van de haven toonde het eiland zijn pracht en kracht. Bovendien hadden we een super toffe hostel, traditioneel bij een leuke dame. Zelfs de badkamer was traditioneel: een kuip met water dat enkel ’s avonds opgewarmd werd. Emmertje erin en hoppa, water over je heen gieten. Aangezien het water dus alleen ’s avonds warm werd gemaakt, was er ook een ritueel om te douchen: op een bordje je naam schrijven en de eerste op de lijst mocht natuurlijk als eerste en riep de volgende zodra hij/zij klaar was. Gezellige boel met gelijkgestemde zielen daar! Aangezien we maar 1 dag hadden besloten we om de, waarschijnlijk bekendste, hike van het eiland te doen, Shiratani Unsuikyo Gorge. Deze gaat door mos bedekte bossen, langs waterloopjes tot op Taikoiwa Rock waar je uitzicht hebt op de onderliggende vallei en rivier. Twee korte busritten later stonden we aan de start van de wandeling. Wij begonnen aan de hike in omgekeerde richting in de hoop zo de grootste hoop mensen wat te ontlopen. Helaas waren wij niet de enigen die dit dachten dus waren we niet bepaald alleen. We hadden wel gekozen om de langste route te doen die er was dus echt volgepakt was het eerste deel van de wandeling niet. Wel was dit eerste stuk magisch. De bomen en paden waren bedekt met allerlei soorten mos, wat een echt sprookjesachtig gevoel gaf. De eeuwenoude bomen reikten ook tot tientallen meters boven onze hoofden. Gewoonweg prachtig om doorheen te wandelen. Uiteindelijk kwamen we aan een splitsing om de klim richting Taikoiwa Rock in te zetten. Hier was er plots wel wat meer verkeer van mensen. Tijdens de klim begon het weer ook om te draaien en de wolken dreven langzaam het bos in. Dit leverde natuurlijk wel prachtige plaatjes op, maar betekende ook dat toen we de stevige klim eindelijk achter de rug hadden we geen enkel zicht hadden daar boven. We bleven nog even wat rondhangen op onze rots, maar het mocht niet baten. Het was tijd om het bloed weer te laten circuleren zodat we het terug wat warmer zouden krijgen, dus begonnen we aan de afdaling. Dit stuk van de wandeling was minder spectaculair. Al mochten we nog een swing bridge oversteken vlak voor het einde. Met deftig wat kilometers in de benen die voornamelijk omhoog gingen, stonden we terug aan de ingang. Aangezien de bus nog een uur op zich zou laten wachten, regelde Kim even een lift voor ons. Een tof koppel uit Hong Kong nam ons mee de berg af en zo hadden we nog tijd om een welverdiende koffie te gaan drinken. Al dromend over feeën en elfen die in dit prachtige bos rondhangen, vielen we die avond met een voldaan gevoel in slaap. Kims idee om een paludarium op te starten in dezelfde stijl was ook aangewakkerd. Het eiland had ons méér dan wat goeds getoond om onze trip naar het zuiden de moeite waard te maken. Yakushima is zonder twijfel ons hoogtepunt van Japan. De volgende dag was het tijd om aan boord van de ferry te stappen die ons terug bracht naar Kagoshima van waaruit we onze vlucht naar Osaka namen. We hadden nog een goeie week de tijd waarbij we op ontdekking gingen in Kyoto, Nara en Osaka. Kyoto bleek voor ons al snel te druk en te overschat. Om de menigte voor te zijn stonden we een paar keer lekker vroeg op (lees: om 5.00 u). Hierdoor zagen we de duizenden rode torii van Fushimi Inari in redelijke stilte. Via een alternatieve route door bamboe bos en al bereikten we het hoogste punt. Waar we ook wandelden, overal ging het pad onder de rood geverfde torii door. Speciaal toch wel. Toen we na vele trappen af te dalen weer aan onze fiets stonden, begon de horde aan mensen stilaan binnen te sijpelen. Waren we toch even blij dat die wekker zo vroeg was afgelopen. We fietsten van hieruit naar het Gion district. Deze buurt staat vooral bekend omwille van de geisha’s. Helaas was het hier ondertussen al ontzettend druk geworden. Toch trotseerden we de massa even om de smalle en gezellige straatjes door te lopen. Je kon je even echt in de oude Edo tijd wanen, als je tenminste het volk en het gekwetter kon buitensluiten. We bezochten in deze buurt nog 2 tempels, waarvan er eentje best rustig was. De oude houten tempel die nog mooi bewaard was werd omringd door een knappe tuin. Hier struinden we dan ook wat rond. Het bekende bamboe bos hadden we natuurlijk ook af te vinken op ons lijstje. Het bleek niet echt een bos te zijn maar eerder een laan van enkele honderden meters. We wandelden verder door en kwamen nog in een leuk park terecht en konden de warmte van de herfstzon voelen terwijl we langs een rivier liepen. Hier was zo goed als geen volk te bekennen. Iedereen doet zijn ding in het bekende stukje en neemt dan de metro weer richting de stad. Wij bezochten van hieruit nog een tempel waar gebeeldhouwde mannetjes staan, honderden met elk een eigen gezichtsuitdrukking. Sommige hadden ook een object vast dat met hun favoriete hobby of passie te maken had. Bijzonder om te zien! De wandeling van hier naar de bewoonde wereld liep door smalle straatjes met huizen in Japanse stijl, lekker gezellig. Laatste stop van de dag was de Golden Pavillion. Ja, je leest het goed, een gouden tempel. Hier werden we pas echt goed gek. Het was er drummen en zien dat je niet door selfiesticks om je oren werd geslagen. Het was dan ook een kort maar krachtig bezoek. Om te bekomen kochten we een matcha softijs. De Japanners zijn dol op matcha, dus je vindt hier niet alleen matcha thee, maar ook allerlei andere lekkernijen met deze smaak. We moeten bekennen dat het best lekker was. We hadden nog 1 dag te vullen en op aanraden van onze hostel begaven we ons even echt buiten de stad. Hier hoopten we wat aan de drukte te ontsnappen. In de bergen rondom Kyoto kan je wandelen van Kurama naar Kibune met onderweg allerlei tempels en kapelletjes. Zoals je misschien al doorhad, konden we ondertussen in Japan al een heel aantal wandelkilometers op de teller zetten. We wilden bij deze wandeling onze benen wat sparen en kozen er dan ook voor om in de andere richting te wandelen omdat dit de minst zware optie was. Leuke en mooie wandeling bleek het en beide dorpjes tof om even door te struinen. Kyoto was zeker niet onze favoriete bestemming in Japan. Vooral Joyce had gedacht dat zowat de hele stad of toch op z’n minst 3/4de ervan uit traditionele huizen en smalle straatjes bestond, maar het was eerder 1/4de. Van hieruit ging het richting Nara, op nog geen uurtje treinen van Kyoto. Nara staat vooral bekend om zijn park waar er vele herten vrij rondlopen én om het grootste bronzen Boeddha beeld dat in het grootste houten gebouw staat. Ook hier waren we eigenlijk wat teleurgesteld. Het park met zijn herten stelde minder voor dan verwacht en bij de tempel was er te veel volk naar onze zin. We kozen ervoor om door te wandelen naar andere tempels. Dat was best nog een aangename wandeling doorheen het bos tot bij een tempel die vrij hoog gebouwd is en dus een mooi zicht op de stad geeft. Wat ons wel heel aangenaam verraste waren de straten met de huisjes in Japanse stijl. Hier was het veel kalmer dan in Kyoto en kon je er echt van genieten. We volgenden onze neuzen nog richting een speelgoedmuseum. Dit museum is gevestigd in een van de traditionele huizen en stelt een aantal originele kinderspelletjes tentoon vanuit het Edo tijdperk. Het leuke aan dit museum is echter dat dit een interactief museum is, je mag de spelletjes zelf uitproberen. Sommige spelletjes kennen we zelf ook in België, maar andere waren dan weer heel inventief gemaakt en best vooruit op hun tijd. Zo kom je op reis al eens onverwacht leuke dingen tegen. Onze tijd in Japan naderde zo zijn einde. Laatste bestemming was Osaka, waar we nog een halve dag en avond te spenderen hadden voordat we onze vlucht naar de Filipijnen te nemen hadden. Het enige dat we in deze moderne stad zagen was het Osaka Castle en het bijbehorende park. Dit was echter wel een fijn park en niet al te druk. Ook het kasteel was mooi en indrukwekkend. Op onze laatste avond konden we niet anders dan ons favoriete gerecht nog een keer binnen spelen. Gelukkig vonden we een klein tof restaurantje dat tempura tendon op de kaart had staan. Om je vingers bij af te likken!
Met spijt in het hart namen we afscheid van Japan. Drie weken is gewoonweg te kort om dit land te leren kennen. We hadden slechts een glimp opgevangen van dit prachtige land, met zijn wondermooie natuur, vriendelijke mensen en heerlijke eten. Het zaadje dat in deel 1 was gepland was nu definitief een boon geworden. Het staat dus al vast dat we zeker een keertje terugkeren naar Japan. Zenuwachtig stapten we aan boord van het vliegtuig dat ons van Maleisië naar Japan zou brengen. Waarom zenuwachtig?, hoor ik je al denken. Wel, je hoort verhalen via andere reizigers en ziet van alles in de media waardoor we dachten dat we in een structuur zouden terecht komen die we niet mochten verstoren en ongeschreven regels die we niet mochten breken. En dan had je nog de taalbarrière die deze keer onoverwinbaar leek te zijn. Na een nachtvlucht die ons wat dooreen had geschud, landden we vroeg in de ochtend in Tokio. We vonden uiteindelijk de correcte verbinding met de metro om naar onze hostel te gaan. Inchecken zou nog niet gaan maar dan konden we tenminste onze rugzakken een plekje geven voor de rest van de dag. Een dosis cafeïne was nodig om ons door de dag te loodsen dus gingen we eerst een koffie drinken. Meteen vielen ons een aantal dingen op. De mensen waren heel vriendelijk en respectvol, de straten ongelooflijk proper, zo goed als geen smog, minder lawaai en ooooh wat een heerlijke herfsttemperaturen. Het was ruim 2 maanden geleden dat we die lange broek nog moesten bovenhalen, maar vooral dat we nog eens echt konden ademhalen. Ondanks het gebrek aan slaap voelden we ons meteen in onze nopjes. En zo begon onze ontdekkingstocht van Japan. De eerste 5 dagen spendeerden we in Tokio. Ook al zijn we meer natuurmensen dan stadsmensen, 5 dagen heb je toch zeker nodig om zelfs maar een klein stukje te zien van wat deze metropool te bieden heeft. Overdag bezochten we een aantal van de vele parken die Tokio rijk is. Het geluk zat ons mee dat in een van de parken net een evenement gaande was waarbij je allerlei workshops kon meedoen zoals je eigen chopsticks maken, een kimono aangemeten krijgen, en je kon er ook theeceremonies bijwonen. Aangezien dit toch een belangrijk onderdeel is van de Japanse cultuur besloten we deel te nemen aan zo’n ceremonie. Het was prachtig om te zien welke handelingen er allemaal bij komen kijken, en ook de matcha thee die we geserveerd kregen met een bijbehorend zoet hapje waren de moeite. Verder bezochten we onze eerste tempel, gingen we een kijkje nemen bij de vismarkt en werden we door een Japanner mee uit lunchen genomen naar een van de betere restaurantjes voor tempura tendon. Dit zou ons lievelingsgerecht nog worden. Je krijgt dan een kom rijst met daar bovenop een aantal vissoorten en groentesoorten die met een crunchy laagje gefrituurd worden, heerlijk! Dat het een goede zaak was waar we gingen eten bleek al meteen toen de wachtrij achter ons steeds langer en langer werd. De ober komt buiten alvast je bestelling opnemen en zodra er een plekje binnen vrijkomt, mag je plaatsnemen. We wisten niet goed wat te verwachten en keken dan ook naar onze Japanse gastheer zodat we zeker niets verkeerd deden. Je hebt dan toch het gevoel dat alles volgens bepaalde regels en gewoontes gebeurd waarvan je zelf totaal niet op hoogte bent. We brachten het er nog wel goed van af leek ons, want onze Japanse vriend nam ons nog wat verder mee op sleeptouw en leek niet meteen door ons in schaamte gebracht. Oef! Wanneer ’s avonds de zon onderging en overal de lichtjes aan gingen, dan was Kim in zijn element en trokken we er op uit om naar hippe buurten te gaan voor wat nachtfotografie. Geen gebrek aan dergelijke plaatsen in een stad als Tokio natuurlijk. Het was hier dat we de bekende gekte van in de media wel een keertje tegenkwamen. Zo gek is het echter niet altijd en overal in Japan. Wegens maar een maximum verblijf van 3 weken hadden we wel een goed gevuld programma voor de boeg in Japan. Na Tokio was het dan ook meteen door naar de volgende stop: Hakone, dé plaats om Mount Fuji te spotten. Dit was gelukkig maar een 2-tal uurtjes reizen met trein en bus. Vijf dagen voor onze aankomst in Japan had een enorm zware tyfoon deze regio nog geteisterd, dus was het ook afwachten in welke mate we hier rond konden. Een heel deel wandelpaden waren nog steeds afgesloten wegens overstromingen en brokstukken/bomen die de paden versperden. De omgeving rond het meer Ashi was gelukkig wel gewoon bereikbaar dus besloten we daar wat rond te wandelen. Helaas bleken de voorspellingen voor de enige dag die we in Hakone hadden correct: regen, regen en nog eens regen. Maar ja, wat doe je als je maar 1 dag hebt? Toch maar naar het meer gaan en hopen dat het nog wat opklaart. Uiteindelijk stopte de regen wel waardoor we nog een leuke wandeling konden doen langs het meer en door een parkje, maar de wolken wilden van geen wijken weten en dus bleef die bekende Fuji verstopt voor ons. Even de voorspellingen voor de volgende dag erbij halen en kijken of we misschien vroeg in de ochtend nog een kans zouden wagen om een glimps op te vangen van die majestueuze berg. Die voorspellingen zagen er best goed uit dus besloten we om de eerste bus om 6.40u richting het meer te nemen. Toen we ’s ochtends beneden in de gemeenschappelijke ruimte van onze hostel kwamen stond onze lieve gastvrouw ons al op te wachten. Zij wou ook graag die ochtend nog eens een kijkje gaan nemen naar Fuji vanop een ander uitkijkpunt dan wij voor ogen hadden. Met veel plezier stelde ze voor om ons mee te nemen in haar auto en ons daarna af te droppen aan het meer. Wat waren we blij dat we dit aanbod kregen en erop in gegaan waren. We kregen Mount Fuji op 4 verschillende uitzichtpunten te zien en het door haar gekozen uitzichtpunt was adembenemend. Eenmaal aan het meer afgezet was het tijd om ook de meest bekende foto van Fuji te nemen, samen met het meer en de torii. We wandelden nog naar de torii in het water en na onze beurt af te wachten in de rij konden ook wij die bekende foto nemen. Na de verkenning van de bijbehorende tempel, die vredig in het bos lag, was het tijd om onze trip verder te zetten. We dachten dat onze dag al niet meer stuk kon met het bewonderen van Mount Fuji, maar hij werd nog veel beter. Nooit gedacht dat we ooit op zo’n supersnelle trein zouden zitten, maar ook dat werd een check van het lijstje. Om van Hakone naar onze volgende bestemming te gaan moesten we wel wat kilometers verzetten. Natuurlijk gaat dat iets sneller met zo’n Shinkansen trein (270 km/u) en die ervaring wilden we maar al te graag meemaken. Gelukkig waren er nog zitjes genoeg in de niet-gereserveerde sectie. Na de trein moesten we ook nog een bus op die ons uiteindelijk tot in Magome zou brengen. Dit oude postdorp staat bekend om de wandeling tot in Tsumago, een ander oud postdorp. We konden wel al meteen onze benen trainen voor die wandeling want bleek dat de bus die we genomen hadden niet tot in Magome dorp reed. Plots stopten we op een parkeerterrein naast de autosnelweg en werd er geroepen “Magome”. Redelijk verbaasd stapten we dan maar uit en stonden we even verweesd rondom ons te kijken. Nadat we even op de gps gekeken hadden bleek dat onze slaapplaats en dus Magome op zo’n 2 km lag van waar we stonden. Er zat dus niets anders op dan die rugzak op de rug te gooien en op pad te gaan. Nu moeten we zeggen dat dit net iets aangenamer was bij de frisse herfsttemperaturen bij avondval dan in 30+ graden en 85% vochtigheid. Op zich gingen we dus vlotjes vooruit en genoten we van de omgeving rondom ons: natuur! Een goeie 25 minuten later stonden we aan onze hostel en konden we nog genieten van een gezellige avond in zowaar een sofa. De volgende dag deden we onze wandelschoenen aan voor een stevige tocht van zo’n 18 kilometer. Velen doen de wandeling maar in 1 richting en laten hun bagage nasturen, wij besloten om de wandeling heen en terug te doen. Het werd een mooie tocht door pittoreske dorpjes en prachtige bossen. De kuiten moesten hier en daar wel eens een beklimming door bijten, maar dat was het zeker waard. Tsumago bleek een wat grotere versie van Magome te zijn. We vonden er zelfs een knus koffieshopje waar we onze dagelijkse verslaving konden nuttigen. Ook de terugweg was knap, je ziet de dingen dan toch weer net vanuit een andere hoek. Moe maar voldaan arriveerden we die avond terug in Magome. Blij dat we dit prachtig stukje Japan en uitzichten hadden kunnen meepikken. Op aanraden van onze vrienden Tessa en Nicolas vlogen we hierna helemaal naar het zuidelijkste stukje om een bezoekje te brengen aan een eiland genaamd, Yakushima. Zo waren we ondertussen al bijna half weg onze trip in Japan. De zenuwachtigheid had inmiddels plaats gemaakt voor ver(be)wondering. We hadden in heel toffe hostels geslapen, lekker eten ontdekt (ook al kwam dat regelmatig van de 7Eleven), mooie plaatsen bezocht en prachtige mensen ontmoet. Mensen die regelmatig zelf ook niet in het gareel lopen en de regeltjes al eens aan hun laars lappen. Verder knijpen ze bij ons Westerlingen al eens een oogje dicht als we iets doen dat misschien niet helemaal strookt met de regels. Ze weten ook dat wij niet op de hoogte kunnen zijn van alle onuitgesproken handelingen enzovoort. Het zaadje voor die boon was al wel gezaaid.
Zowel tijdens onze trip in 2016 als nu hebben we een aantal weken vertoefd in Maleisië. We zijn er ondertussen achter dat dit niet onze favoriete bestemming is, maar er zijn toch een aantal plaatsen waar we het erg naar onze zin gehad hebben. Hierbij vind je onze top 5 locaties op het schiereiland Maleisië.
Cameron Highlands
Cameron Highlands is een hoogvlakte ten noorden van Kuala Lumpur. Op een 3-4 uur rijden van de hoofdstad ben je plots in een ander klimaat aangezien je je hier op 1500 m hoogte bevindt. Het is hier minder vochtig en koeler en dus heerlijk om even te komen afkoelen als je de hitte van de rest van Maleisië even beu bent.
De Cameron Highlands is een gebied, maar qua logement verblijf je hoogstwaarschijnlijk in Tanah Rata zoals wij deden. Een bergdorp dat al helemaal in teken staat van de vele toeristen die hier jaarlijks komen, binnen- en buitenlands. De Highlands staan vooral bekend voor de theeplantages en de aardbeien. Verder kan je hier verschillende hikes doen, wat bij temperaturen tussen 11 en 25 graden veel aangenamer is dan bijvoorbeeld in Taman Negara. Wij deden hier de wandeling naar Gunung Brinchang. Dit is een stevige klim met touwen en al, maar zodra je de top bereikt hebt, wordt je getrakteerd op een mooi uitzicht. Wij hadden helaas pech dat toen we boven kwamen de wolken al waren binnen gedreven en we dus geen enkel zicht hadden. Tanah Rata op zich stelt niet superveel voor, maar is een gezellige verzameling van restaurantjes, winkeltjes en hotels. Er hangt een leuke vibe wat het op zich al fijn maakt om daar even rond te hangen. Kuala Lumpur
Deze stad kan je niet ontwijken want dit is meer dan waarschijnlijk de plaats waar je vliegtuig landt. Wij hebben hier nu al meermaals een paar dagen verbleven en komen er ondanks dat het een grote stad is toch graag. Het is namelijk een zeer veelzijdige stad. Zo kan je ontsnappen aan de drukte door in een van de vele groene parken te gaan rondstruinen. Je vindt hier verder zowel moderne, historische als religieuze gebouwen en musea terug. Wie graag zijn slag slaat wat betreft shoppen, kan in KL zijn hart meer dan ophalen in de ontelbare shopping malls. Vervelen doe je je hier nooit met het aanbod aan entertainment en ook de food lovers onder ons hebben hier een grote variëteit aan eetmogelijkheden. Verder zit het metro-systeem hier enorm goed in elkaar waardoor je in een mum van tijd bent waar je moet zijn. Dit klinkt natuurlijk zoals elke metropool, met de uitzondering dat je hier niet het gevoel hebt dat de drukte je langs alle kanten besluipt.
Melaka
Deze historische kuststad wordt ook wel Malakka of Malacca genoemd en bevindt zich zo’n 2 uur rijden ten zuiden van Kuala Lumpur. Ook al is dit geen grote stad, toch kan je je hier wel een aantal dagen bezig houden. Aangezien het een historische stad is, vind je hier nog wel wat gebouwen uit de koloniale tijd terug. Een wandeling langs de rivier en door de smalle straatjes van China Town zijn ook zeker de moeite waard. Hier kom je naast interessante gebouwen ook regelmatig straatkunst tegen. In het weekend verandert de bekende Jonker Street ’s avonds in een gezellige avondmarkt met allerlei kraampjes. Dit gaat van eetstalletjes naar kledingkramen tot kraampjes die prullaria verkopen. Aangezien in het weekend ook de lokale toeristen tot in Melaka komen, is het wel een redelijk drukke bedoening. Trakteer jezelf op een heel bijzondere riksja rit, eentje met discolampen en dreunende muziek door de luidsprekers. Wil je even de stad uit dan zijn er ook opties om naar het strand te gaan zoals Puteri Beach en Kledang Beach. Verder heb je er ook alle moderne faciliteiten in de vorm van winkelcentra. Kortom keuze genoeg aan activiteiten om je dag mee te vullen.
Taiping
Bij ons eerste bezoek in 2016 hadden we in Taiping slechts 1 nacht als tussnestop tussen 2 andere bestemmingen. Dit vonden we jammer want het leek ons wel een toffe omgeving om wat langer te vertoeven. Dat hebben we nu tijdens ons tweede bezoek aan Maleisië dan ook gedaan. Taiping betekent vrede en veiligheid in het Chinees. De Britse kolonisten zorgende hier namelijk voor vrede tussen de 2 rivaliserende Chinese groepen die in de 19de eeuw zich hier settelden. Het is ook de stad met de meeste regenval op het schiereiland van Maleisië, vandaar de naam ‘Regenstad’. Dat hebben we ook geweten tijdens ons bezoek. Het is blijkbaar geen kwestie van “of het gaat regenen”maar wel “op welk uur het gaat regenen”.
Toch hebben we hier wel leuke plaatsen bezocht, zoals de Lake Gardens. Dit is een mooi park met verschillende waterplassen en weggetjes er tussen door. Hou zeker je ogen open want je kan onder andere varanen, arenden en de neushoornvogel spotten. In deze tuinen kan je ook een wandeling maken onder het bladerdak van de bekende rain trees. Wanneer de Britten het op de vlakte wat te warm kregen gingen ze naar Maxwell Hill, nu omgedoopt naar Bukit Larut. Dit is het oudste en kleinste heuvelresort van Maleisië. Deze stevige klim van 10 km kan je te voet ondernemen of je koopt een ticket aan de voet van de heuvel om met de overheidsjeeps naar boven te rijden. Voor het mooiste uitzicht bezoek je deze plaats het best in de voormiddag aangezien in de namiddag de wolken meestal komen binnen drijven. Je kan ook een bezoek brengen aan een kleine, familie gerunde koffiefabriek genaamd Antong Coffee Mill. Er zijn een aantal musea en de oude klokkentoren die je kan bezichtigen. Op een 20 minuten van Taiping kom je in Kuala Sepatang terecht, waar je door een mangrove kan wandelen en ’s avonds vuurvliegjes kan bewonderen. Los van het feit dat er in deze stad en zijn omstreken dus best wel wat te beleven is, hangt er vooral een aangename en relaxte sfeer. Taman Negara
Als je onze blog op de voet volgt, heb je al eerder over dit oeroude regenwoud gelezen. Dit was een van onze hoogtepunten van ons bezoek in 2019. Ondanks de vochtige en warme omstandigheden is het toch de moeite om in dit woud een aantal wandelingen te doen en op ontdekking te gaan. Aangezien we het gevoel hebben dat je op het schiereiland van Maleisië vooral heel veel steden aandoet en minder natuur tegenkomt was dit wel absoluut het moment voor ons om onze longen wat verse lucht te gunnen.
In deze wildernis kan je dus vele wandelingen doen, zowel meerdaagse als dagtreks. Boottochten en geleide dag- en nachtwandelingen zijn ook mogelijkheden. Verder kan je hier natuurlijk ook een heleboel dieren spotten. Wij deden 3 dagwandelingen en genoten van de pracht en de praal die dit bos te bieden had.
icons credit: Icons8
Na Taman Negara zetten we onze weg verder richting het oosten en belandden, na een kleine tussenstop in Kuantan, in het stadje Kuala Terengganu. Volgens de lokale mensen zeker een bezoekje waard omwille van de schoonheid en het eten. We besloten dan ook om hier wat langer te blijven hangen en boekten een kamer voor 5 nachten. Helemaal verkleumd van de airco op de bus (kan die negatieve temperaturen halen?!) stapten we na een lange rit af in het centrum van Kuala Terengganu (KT). We namen de plaatselijke Uber, genaamd Grab, richting onze slaapplaats. Hier hadden we het super getroffen want we kwamen terecht in een studiootje met een eigen kleine leefruimte. Heerlijk om na een tijdje reizen wat meer ruimte te hebben dan enkel een slaapkamer. Op ontdekking gaan zou voor de volgende 4 dagen zijn. Zo kwamen we op een zaterdag op de centrale markt terecht. Tof om de plaatselijke bedrijvigheid te zien, maar ook wel meteen het drukste moment om daar een bezoekje te brengen. Het was wel duidelijk te zien dat hier niet zo veel buitenlandse toeristen komen want de markt was totaal niet gericht op toerisme. Geen souvenirs of armbandjes, maar wel voedingswaren, speelgoed en kledij. Een onverwacht leuke voormiddag spendeerden we door in de straatjes van Kampung Cina (China Town) rond te struinen. Overal kwamen we straatkunst tegen en oude koloniale gebouwen waarin je nog een vleugje van de ooit bestane glorie terug zag. De Chinese Boeddhistische tempel was ook een bezoek waard en met al zijn brandende kaarsen een echt plaatje. Bij het vallen van de avond dwaalden we nog even rond in de wijken rondom onze slaapplaats. We kwamen uit bij de rivier en hadden van hieruit een prachtig zicht op de Crystal Mosque (Kristallen Moskee). De foto’s verduidelijken ongetwijfeld de naam. Op dag 3 besloten we om lekker vroeg uit de veren te komen om zo de hitte voor te blijven en de zonsopgang mee te pikken aan de recent gebouwde ‘draw bridge’ (ophaalbrug). Het was een mooi zicht, ook al hadden we de pech dat het bewolkt was en er dus van de zonsopgang niet super veel te zien was. Heerlijk ook om wat koelte in de lucht te voelen en niet na een uurtje rond te wandelen al te snakken naar de airco van een winkelcentrum. Aangezien het nog steeds vroeg was moest de stad nog tot leven komen, en wij ook. Dat gebeurde gelukkig wel, eens we onze dosis cafeïne binnen hadden. Hier in Maleisië is het al wat makkelijker om een goeie kop koffie te vinden. Eenmaal alles en iedereen eindelijk wakker was geworden, sprongen we aan boord van een plaatselijk overzetbootje om de rivier over te steken naar Pulau Duyong. We hadden gelezen dat je hier het vissersleven kon zien alsook hoe ze de vissersboten bouwen. Helaas leek dit eiland allemaal nogal vergane glorie te zijn, zoals we al vaker zagen in deze stad. Ooit moet het hier zeer levendig en toeristisch geweest zijn. Vele gebouwen, parken en bezienswaardigheden zijn echter nooit goed onderhouden en dus nu verre van wat het ooit geweest moet zijn. Niet veel meer te beleven dus op het eiland Duyong. We begaven ons dan maar terug naar het haventje, maar daar vonden we geen enkel bootje terug. Over het water terug geraken ging dus niet meer lukken. Gelukkig is er ook een brug naar het eiland en konden we er via een andere weg weer vandaan geraken. Tijdens onze laatste dag in KT sprongen we de fiets op richting de zogenaamde ‘Floating Mosque’ (drijvende moskee). Deze ligt een 10 km buiten de stad, maar we wilden er toch graag op eigen kracht naartoe gaan. We vertrokken bij nog redelijk aangename weersomstandigheden, maar tegen dat we onze weg uit de stad hadden gevonden was het alweer zweten geblazen. We waren dan ook blij toen we eindelijk onze bestemming hadden bereikt. De moskee zelf was mooi maar niet spectaculair. De omgeving er rond, zoals het park, het meertje en de zee op de achtergrond vormde wel een aangenaam geheel met wat schaduw ter afkoeling. Onze terugrit richting het centrum maakten we via een andere weg. Deze keer namen we niet de hoofdbaan, maar kleine steegjes die ons doorheen woonwijken leiden. Prachtig om weer glimlachende mensen enthousiast hallo te horen zeggen. We werden zelfs nog gestopt bij een plaatselijk eetkraampje om de kleine gerechten even voor te proeven en dan maar meteen mee op de foto te gaan zodat we wat reclame kunnen maken. Misschien komt onze modellencarrière nu wel van de grond. Na een welverdiende pauze fietsten we nog naar het nationaal museum. Wat er in het museum tentoongesteld wordt was voor ons niet echt bijzonder, maar de gebouwen zelf waren daarentegen enorm indrukwekkend. Vanaf het moment dat we de oprijlaan op fietsten werden onze ogen omhoog getrokken naar de in traditionele stijl opgetrokken gebouwen. Helaas had Kim net op dit moment besloten van de camera een keertje achter te laten en zijn er dus geen foto’s van. Maar klik hier voor wat foto’s uit andere bronnen. Onze 4 dagen in KT waren omgevlogen. We hadden genoten van onze verblijfplaats en van de leuke plekjes en ontmoetingen. Naar ons gevoel waren de aanprijzingen van de lokale mensen wat overdreven wat betreft de schoonheid van deze stad. Zoals reeds aangehaald, zal het ooit wel een bloeiend gebeuren geweest zijn daar, maar wij zagen vooral veel vergane glorie. Tussen de regels door valt er nog wel het een en het ander te zien en te beleven, maar verwacht je niet aan een levende stad zoals KL. Het voordeel is dat er bijna geen buitenlandse toeristen komen en de prijzen overal dus ook zeer lokaal zijn. Alles bij elkaar genomen zijn we toch blij dat we een bezoek gebracht hebben aan Kuala Terangganu.
Onze reizende vrienden Tessa en Nicolas waren eerder dit jaar in Maleisisch Borneo. In hun verslag over hun trip daar schreven ze al over de schrijnende toestand van de natuur, die het moet afleggen tegen de grote palmboomplantages. Ook wij zagen het nu met onze eigen ogen tijdens de busreizen doorheen het land. Zover het oog reikt, op vlaktes en heuvelruggen, zie je enkel en alleen palmbomen staan en groeien. Het is pas als je er zo dicht bij staat dat het echt wel beangstigend is om te zien. Het eerste dat in je opkomt, is om zo weinig mogelijk producten te kopen met palmolie op de ingrediëntenlijst. Al is dat wel een moeilijke opdracht want zeker de helft van de producten in je plaatselijke supermarkt bevat palmolie (al is dat niet altijd onder die naam). Aangezien palmolie zo veelzijdig is kan het in enorm veel industrieën en producten gebruikt worden zoals voeding, cosmetica en zelfs in biobrandstof. Dan ga je al eens wat verder zoeken naar inlichtingen en kom je toch wel verrassende info tegen. Uiteindelijk is een belangrijke vraag die je veel tegenkomt, of het boycotten van palmolie effectief de juiste oplossing is. Wanneer we allemaal aan deze boycot gaan meedoen, gaan de producenten zich genoodzaakt voelen om een alternatief te zoeken voor palmolie als ingrediënt. Dit alternatief is dan meestal een ander soort olie, maar niet noodzakelijk beter. Palmolie wordt namelijk gebruikt omdat dit qua productie de beste opbrengst per hectare heeft. Zo haal je uit 1 hectare van palmbomen op een jaar 3,7 ton palmolie, terwijl dit bijvoorbeeld bij zonnebloemolie slechts 0,7 ton is. Als producenten voor dergelijke alternatieven kiezen betekent dat dat er nog meer oppervlakte nodig is om aan de stijgende vraag te voldoen. Dat is natuurlijk ook geen goede oplossing. Het probleem zit zich vooral in het feit dat er zo’n grote vraag is naar goedkope producten. Wat wij, mensen, dus vooral zouden moeten doen is minder consumeren. Het klassieke economische vraagstuk van vraag en aanbod. Hiernaast kunnen we er ook beter op letten waar de producten gemaakt zijn die we aankopen en of de palmolie die gebruikt wordt van duurzame afkomst is. Akkoord, er is verder ook nog véél werk aan de winkel voor de palmolie industrie en de organisaties daarrond. Dieren- en mensenrechten moeten veel beter beschermd worden en illegale houtkap meer gecontroleerd en bestraft. Wij hebben hier zelf nog gezien hoe het afbranden van bossen om deze grond te kunnen gebruiken voor palmboomplantages een effect heeft op de luchtkwaliteit en dus de CO2-uitstoot. Bij onze aankomst in Kuala Lumpur hier in Maleisië kon je de wolkenkrabbers amper zien en werden er mondmaskers gratis uitgedeeld. Hierbij wijzen landen zoals Maleisië en Indonesië elkaar de vinger, met z’n tweeën de grootste producenten en uitvoerders van palmolie. Nochtans is de plant niet inheems en ooit ingevoerd vanuit Afrika. Door enkel maar palmbomen te planten verdwijnt ook de biodiversiteit. Bovendien is palmolie en zijn afgeleiden die in onze voeding wordt gebruikt ook helemaal niet gezond. Het palmolie verhaal heeft meerdere invalshoeken en roept daarom vele vragen op. De oplossingen en antwoorden zijn misschien niet zo eenzijdig. Wij keuren de ontbossing en het niet respecteren van dieren- en mensenrechten helemaal niet goed, maar weten na het lezen van dit alles nu ook niet wat meteen de beste oplossing is. Een belangrijk aspect dat wel weer naar bovenkomt, is dat we ons allemaal meer bewust moeten zijn van ons koopgedrag en door te consuminderen onze ecologische voetafdruk kunnen verkleinen. Wees je bewust dat dit slechts een kleine opsomming van het probleem is en dat als je er meer wilt over weten je het best zelf een diepgaander onderzoek uitvoert op het web, in de bib of via goed geïnformeerde kanalen en organisaties. Onderstaande korte video is ook het bekijken waard. Het CSPO label waarover sprake is, is ook nog niet geheel waterdicht. Blijf dus kritisch. Hoe sta jij hier tegenover? Wat zouden volgens jou mogelijke stappen in de juiste richting zijn? Laat je mening achter in een reactie. Taman Negara betekent letterlijk “nationaal park” en is het oudste onaangetaste regenwoud van de wereld, zo’n 130 miljoen jaar oud. Dit was, na Kuala Lumpur, onze eerste stop in Maleisië. Vanuit het dorpje Kuala Tahan neem je een bootje over de rivier en sta je in dit eeuwenoude park. Keuze genoeg uit wandelingen, van dagwandelingen tot meerdaagse treks. De bekendste wandeling is ongetwijfeld de Canopy walk. Helaas was deze net nu gesloten wegens onderhoudswerkzaamheden. Wij hielden het verder bij dagwandelingen en sommen ze hier even op. Lubuk SimponDeze korte wandeling van zo’n 2 kilometer retour begint aan de inkom van het park en leidt je via board walk naar een rivierbank waar je kan zwemmen. Via een bord wordt er wel gewaarschuwd voor eventuele bacteriën en parasieten die in het water kunnen zitten. Als je wondjes hebt kunnen deze beestjes je lichaam binnen dringen en ziektes veroorzaken. Wij namen dus maar het zekere voor het onzekere ondanks de warme temperaturen en het vele zweet. De wandeling is makkelijk en is dus doenbaar voor alle graden van fitheid. Je wandelt aan de rand van het woud en komt dus op je pad vooral vlinders, eekhoorns, insecten en andere kleine creepy crawlies tegen. Bukit Teresek loopIn totaal is deze loop zo’n 5,5 à 6 km lang. Maar vergis je niet, het is een pittige wandeling en enige vorm van conditie is toch vereist. Je kan deze wandeling eventueel ook combineren met de Canopy walk als deze geopend is. Het begin en einde loopt over board walk en is dus qua moeilijkheidsgraad nog te doen. Het enige wat je uitput, is het klimmen in deze warme en vochtige omstandigheden. Zorg er dus voor dat je voldoende water bij je hebt. Deze wandeling brengt je iets dieper in het woud dan de wandeling naar Lubuk Simpon maar nog steeds niet tot in het hart van de jungle. Je komt hier al wel wat andere dieren tegen, zoals apen, varanen, fazanten, ... Eenmaal je de 334 m hoge top bereikt hebt, kan je normaal genieten van een mooi uitzicht. Wij hadden echter de pech dat er een mist hing en er dus helemaal geen zicht was. Net voor de top en een heel stuk bij de afdaling is er geen boardwalk meer. Je gaat hier vaak over gladde stukken waar hier en daar touwen zijn voorzien om toch veiliger naar beneden te geraken. Hou er dus rekening mee dat dit geen gemakkelijke wandeling is. Hoewel we geen uitzicht hadden op de top hebben we toch genoten van deze wandeling. Het woud op zich is ook al een streling voor het oog en oor, met zijn soms torenhoge bomen en duizenden geluiden. Lata BerkohLata Berkoh is een trapsgewijze waterval. Je kan hier volledig naartoe wandelen, maar dan ben je enkel al zo’n 8,5 km onderweg. Aangezien we niet meteen zin hadden om in dit klimaat een wandeling van 16 km te doen kozen we voor een tussenoplossing. Via een smalle vertakking van de hoofdrivier kan je met een long boat tot aan de waterval gebracht worden. Bij de koelte van de ochtend vaarden we om 8:30u al weg. Heerlijk om nog eens koele lucht op onze huid te voelen. Onderweg stopten we nog aan een uitkijktoren en aan een platform waarvan je een mooi zicht had op de rivier en de rondzwemmende vissen. Na 45 minuten varen kwamen we aan de stopplaats voor de waterval. Van hieruit moesten we nog een 10-tal minuten wandelen. Het was niet het meest spectaculaire exemplaar dat we al gezien hebben maar toch leuk om hier een foto te schieten. Een uurtje later zaten we terug op de boot en die dropte ons bij de ‘reuzenboom’. Vanaf deze plek gingen we al wandelend de weg terug maken. Die reuzenboom was echt wel reusachtig, een 70 meter hoge tualang. Die vinden we niet in België. De wandeling terug bracht ons weer wat dieper in het woud en we hoorden vaak geritsel en gefluit. Vele dieren rondom ons, maar veel hebben we er niet kunnen spotten met onze eigen ogen. Vooral vlinders en hagedissen passeerden de revue en helaas ook talrijke bloedzuigers. Het groter geschut zoals tijgers, luipaarden en olifanten hielden zich goed verscholen. Een goeie 2 uur later stonden we terug aan de ingang van het park, bezweet maar voldaan. Taman Negara is dus zeker een aanrader en biedt voor ieder wat wils. Hou er wel rekening mee dat je altijd voldoende water meeneemt en eventueel snacks bij langere wandelingen. Het klimaat is hier vochtig en warm dus doe je toch net iets langer over een kilometer dan in ‘normalere’ omstandigheden. Met vochtig bedoelen we dan ook echt vochtig. Zodra je de rivier overgestoken bent lijk je plots in een andere wereld terecht te komen. Terwijl we gewoon op een bankje zaten druppelde het zweet al langs onze neus. Niets doen is hier dus al genoeg om de zweetdruppels aan te moedigen om over je rug te rollen. Wees ook voorbereid op een leger aan bloedzuigers. Je ontkomt er werkelijk niet aan. Wij hadden ook allebei prijs, al spande Kim de kroon wel. Gemakkelijke manier om deze beestjes van je af te krijgen eenmaal ze aan je vel vasthangen, is een bankkaart te nemen en deze rustig onder zijn mond schuiven tot hij van zelf los laat. Ze lostrekken is dan weer geen goed idee, zo kunnen er deeltjes van de mond onder je huid achter blijven en zorgen voor een traag genezende granuloom. Op zich kunnen bloedzuigers geen kwaad en als je het aandurft kan je ze laten hangen tot ze zich vol gezogen hebben (20 min). Een lange broek dragen en in je kousen stoppen kan ook helpen. Dit is eveneens een goed middeltje tegen de muggen want die zijn natuurlijk ook aanwezig in een regenwoud. Verkies je toch een korte broek, dan is het een goed idee om je kousen en onderbenen wat nat te maken en deze in te smeren met zout. Daar houden deze bloeddorstige beestjes niet van. Wij hebben het bij deze wandelingen gehouden maar er zijn nog andere mogelijkheden. Zo kan je bijvoorbeeld een 7-daagse trek naar Gunung Tahan doen, met zijn 2187 m het hoogste punt op het schiereiland Maleisië. Ter plaatse vind je alle info over de hikes die er te doen zijn en de wandelingen zijn ook goed aangeduid.
Je kan transport naar Taman Negara met een reisagentschap regelen en dan rechtstreeks van Kuala Lumpur komen of met de boot via Kuala Tembeling jetty.
Dit hebben wij niet gedaan omdat die kosten per persoon minstens 10 keer zo hoog zijn. Het was dus de derde keer dat we een bezoek brachten aan Sri Lanka. Nadat we 2 weken in de gezelligheid van de familie Dias hadden vertoefd was het tijd om ons een keer naar de Oostkust te begeven. Bij vorige bezoeken waren de weersomstandigheden nooit ideaal om daar eens een kijkje te gaan nemen, maar deze keer dus wel. De eerste stop was Arugam Bay, vooral gekend in de surfwereld omwille van de golven. Dit toeristendorpje bestaat eigenlijk gewoon uit 1 lange straat met een grote keuze aan restaurants en slaapgelegenheden. Aangezien surfen niet voor ons is weggelegd en de zee te wild was om lekker rustig in te dobberen, kozen we ervoor om de omgeving wat te ontdekken. Zo deden we een safari in het nabijgelegen Kumana NP. Er bestond een kans dat we luipaarden zouden zien, maar na een goeie 3,5 uur rondrijden hadden deze jagers zich helaas niet vertoond. We konden wel een aantal andere dieren spotten zoals mangoesten, apen, wilde zwijnen, herten, waterbuffels, krokodillen, olifanten en een variëteit aan vogels. Met de ondergaande zon reden we met een voldaan gevoel terug richting Arugam Bay. Toen we de volgende dag Pottuvil te voet aan het verkennen waren bood een vriendelijke jonge kerel ons een lift aan naar een andere baai, genaamd “Whiskey Point”. Ook hier waren de golven net iets te aanwezig om te zwemmen. We genoten dan maar van het uitzicht terwijl we een lekker vers sapje naar binnen slurpten. Tijdens de zonsondergang wilden we een keer naar de bekende “Elephant Rock” gaan om wat mooie foto’s te schieten. We huurden een scooter en met de aanwijzingen van de verhuurder gingen we op pad. Helaas waren die aanwijzingen niet zo duidelijk want we stonden uiteindelijk aan een Boeddhistisch klooster. Van hieruit zagen we de menigte wel op de “Elephant Rock” zitten maar zelfs na de nieuwe aanwijzingen van een aantal monniken in wording geraakten we er zelf niet. Een extra wegwijzer op de baan zou dus wel handig zijn… We kwamen ook nog in een leuke koffiebar, Bites, terecht. We genoten hier van een heerlijke kop koffie, maar je betaalt er natuurlijk de prijs voor. Na 5 dagen was het wel geweest en was het tijd om andere oorden op te zoeken. Onze volgende bestemming was Trincomalee. Hier zouden we met 2 familieleden van Dias herenigd worden, Hiran en Fazil. Al van in het busje voelden we zelfs de wind enorm opwarmen. Het was hier duidelijk een pak warmer en vochtiger dan in Arugam Bay. Gelukkig is de zee hier rustiger en kan je dus lekker een duik nemen als je verkoeling zoekt. Na aankomst deden we nog een avondwandeling op het strand en dat leverde nog een paar mooie foto’s op met de ondergaande zon. Het is wel gemakkelijk om met Sri Lankanen op pad te zijn, zij weten namelijk hoe een tuktuk te besturen en zijn gewoon aan het verkeer hier. We huurden dus met ons 4 een tuktuk en gingen op ontdekking. Zo bezochten we Fort Frederick en de Hindu tempel die zich op de klif bij het fort bevindt. Van hieruit hadden we een mooi uitzicht op de oceaan en op de stranden in de verte. Na de lunch reden we nog door naar Marble Beach. Waarom men deze naam aan het strand gegeven heeft, joost mag het weten. In ieder geval konden we heerlijk afkoelen in het water en speelden we nog een spelletje ‘vang het zeewier’. Helaas was de dag toen alweer op zijn einde aan het lopen en moesten we de tuktuk weer gaan inleveren. Ondertussen hadden Francesca en Sven, een Zwitsers koppel dat we in Haputale hadden leren kennen, ook de weg naar Trincomalee gevonden. We ontmoetten hen tijdens het avondeten en spraken af om de volgende dag samen te gaan snorkelen. We kozen voor het minder bekende Coral Island ipv het populaire Pigeon Island. Met ons zessen in een bootje stoven we over de golven. Op 2 plekken sprongen we met snorkel het water in en zagen we allerlei vissen. Het koraal zelf was helaas vaak dood en dus niet meer zo kleurrijk. Toen Sven en ik op de 2de plek als eersten het water in gingen schrokken we nog wel van wat we onder water zagen. We keken uit op een leger aan kwallen. Gelukkig waren het geen giftige kwallen en staken ze ook niet, maar toch even raar om daar doorheen te moeten snorkelen. Tegen lunchtijd waren we weer aan wal, allemaal met wat extra kleur. De laatste dag namen we afscheid van Francesca en Sven en deden we het vooral rustig aan. Toen de weergoden de sluizen ’s avonds opengooiden was dat een zeer welgekomen afkoeling en sliepen we allemaal net een beetje beter. Zo waren onze dagen in Trinco en in het gezelschap van Hiran en Fazil omgevlogen. Tijd om weeral afscheid te nemen. Wennen doet dat toch nooit. Voor ons was de tijd gekomen om stilaan richting Negombo, aan de Westkust, te gaan omdat we van daaruit weer het vliegtuig op zouden stappen. Om de trip tot daar wat aangenamer te maken lasten we nog wel een stop in in Habarana, meer landinwaarts. In dit dorp was er weer de optie om een safari te doen maar dat stond niet meer op het verlanglijstje. Onze gastheer van de homestay wist ons wel nog naar een leuke plaats te brengen: Ritigala. Op een bosrijke bergflank vind je hier een aantal ruïnes terug en dat zorgt voor een mooie wandeling onder de koelte van de bomen. Ook genoten we van een wondermooie zonsondergang aan het Habarana Lake. Hier spotten we nog een familie olifanten, welgeteld 11. De verdere dagen stonden vooral in het teken van relaxen en ons mentaal al voor te bereiden op het afscheid van Sri Lanka, het land waaraan we ons hart toch wel wat verloren hebben.
Voor de derde keer zetten we voet aan wal in Sri Lanka. Jawel, de derde keer. Na een nachtje bekomen in Colombo bracht de trein ons meteen richting onze favoriete bestemming in dit land: Haputale. Velen slaan dit bergdorp over en nemen de trein tot in het volgende dorp, Ella. Dit staat bekend om zijn backpackers scene en lokt dus veel toeristen en backpackers. We hebben echter ons hart verloren aan Haputale juist omdat hier minder toeristen rondlopen en het dus nog authentieker is. Hierbij delen we graag onze toppers in en rond Haputale. Lipton’s Seat Ongetwijfeld het meest bekende uitzichtpunt en een van de redenen waarom toeristen toch kiezen om naar Haputale te komen. Het is hier dat Sir Thomas Lipton zijn thee business startte. Je kan dan ook naast een replica van hem plaatsnemen op een bankje voor de bekende foto van Lipton’s Seat. Op een heldere dag heb je zicht tot aan de Zuidkust van Sri Lanka, met andere woorden wondermooie vergezichten. Je kan bijna niet anders dan hier op de top een kopje thee te drinken in het plaatselijke eettentje. Eenmaal aangesterkt door de thee en een roti is er een leuke manier om je weg terug naar beneden te maken tot aan de theefabriek, gewoon lukraak tussen de theevelden en kleine dorpjes door wandelen. Ook hier geniet je van de mooie uitzichten en van de lachende, wuivende kinderen. Als je pennen te veel hebt, neem deze dan zeker mee want daar vragen ze allemaal achter. Eenmaal aan de theefabriek aangekomen, kan je een bezoekje brengen aan de fabriek of je gaat met bus of tuktuk terug naar het dorp. De weg naar boven kan je trouwens met een tuktuk maken of je neemt de plaatselijke minibus. De bus rijdt niet helemaal tot aan de top, je zal de laatste 2 km te voet moeten doen.
Railway walkVanaf het Adisham klooster, net buiten het centrum van Haputale, kan je een mooie wandeling maken. Of je nu eerst een bezoek brengt aan het klooster of niet, moet je zelf bepalen. De wandeling start in ieder geval links van de ingang naar het gebouw. Het eerste deel gaat door verschillende soorten bossen en is hier en daar wel wat overwoekerd omdat deze route niet fel bewandeld is. Uiteindelijk kronkelt het pad stilaan naar beneden en kom je uit op de spoorweg, hier start deel 2 van de wandeling. Je kiest of je verder weg wandelt van Haputale (naar links dan), richting het eerst volgende station Idalgashinnan. Hier neem je dan de trein terug naar het station van Haputale. Hou wel rekening met de treinuren aangezien hier niet om het uur een trein passeert. De andere keuze (naar rechts) brengt je via de spoorweg al wandelend terug naar het centrum van Haputale. Onderweg heb je vanaf dat je uit het bos komt prachtige uitzichten over de theevelden. Af en toe zal er ook een trein passeren. Deze rijden niet al te snel dus je hoort ze tijdig aankomen, maar toch opgelet! Dit levert wel knappe plaatjes op voor de fotografen onder ons. Duur wandeling: 2,5 - 3u (vanaf het klooster)
Diyaluma watervalDeze op 1 na hoogste waterval in Sri Lanka is zeker een aanrader om te bezoeken. De waterval bestaat uit verschillende plateaus waar je telkens waterpoelen vindt om een plons te nemen. Bij één niveauverandering kan je zelfs een sprong van zo’n 8 m maken. Uiteindelijk kom je tot aan de rand waar het water 220 m naar onder dendert. Hier kan je beter geen sprong meer wagen maar gewoon genieten van het mooie uitzicht. Vanuit Haputale geraak je er door de directe bus naar Koslanda te nemen en aansluitend een tuktuk naar de ingang van het reservaat. Een tweede optie is de volledige rit met een tuktuk te doen. Beide opties nemen ongeveer een uur in beslag. Eens aan het reservaat staat je nog een half uur durende hike te wachten om tot bij de top van de waterval te komen. Vervoer
Eagle Rock Deze klif doet je even voelen alsof je op het einde van de wereld staat. Vanaf hier heb je een prachtig uitzicht over de lager gelegen bergen, maar kan je ook de waterplassen van het Yala NP en Udawalawe NP zien. Net zoals op Lipton’s Seat kan je op heldere dagen tot aan de Zuidkust kijken. Hier kan je in alle stilte genieten terwijl de wolken binnen drijven en even snel weer oplossen. Duur: 15 min vanaf guesthouse Dias Rest – White Monkey Dias Rest Op 3 km van het centrum vind je dit familie gerund guesthouse. Je kan hier kiezen uit 4 cottages en 2 familiekamers met allemaal hun eigen unieke uitzicht op de bergketen of de theeplantages. Dankzij de familie voel je je toch thuis ver weg van huis. Tegen extra betaling kan je zowel ontbijt als avondeten nuttigen. Dit gebeurt met alle gasten aan één tafel. Gezelligheid troef! Bij de zoon des huizes, Viraj Dias, kan je terecht voor een hoop aan informatie, begeleide trekkings en sinds kort heeft hij zelfs zijn eigen Eco Lodge campsite gebouwd.
Dit zijn natuurlijk onze 5 favoriete plekjes, maar je kan Haputale nog voor andere uitstappen als uitvalsbasis nemen. Er zijn in de omgeving nog andere watervallen te bezoeken of hikes te doen. Aangezien Ella maar een uurtje hier vandaan is, kan je een daguitstap plannen naar Ella. Als je dan de trein zou nemen, heb je meteen een must-do afgevinkt. Wij hebben hoogstwaarschijnlijk nog niet eens alles opgesomd, dus zeggen we: “Pak die rugzak en kom zelf ook op ontdekking”. Note: Alle transportprijzen zijn berekend vanaf Dias Rest tot bestemming en alle prijzen zijn onderhevig aan verandering.
Na maanden aftellen is het over 4 nachten weer zover. Dan stappen we aan boord van het eerste van vele vliegtuigen voor de komende tijd. We hebben de afgelopen maanden niet stil gezeten. Sinds midden mei hadden we het werkhoofdstuk afgesloten om deze keer voldoende ademruimte en rust in het hoofd te vinden voor vertrek. Zo hadden we de tijd om nog een aantal voorbereidingen voor de reis af te ronden, ons appartementje leeg te maken, maar ook om nog enkele leuke trips en afspraakjes te doen. Zo deden we nog een stedentrip naar Praag. Zeker een aanrader, alleen niet in verlengde weekends wanneer half Europa er rondloopt. Onze wandelbenen moesten terug in beweging gebracht worden dus deden we, in het mooie Wortel bij Hoogstraten, een bivak en gingen we er een aantal dagen op uit in de Ardennen. Verder probeerden we nog fijne momenten met familie en vrienden door te brengen. Op gepaste wijze namen we ook afscheid van de collega’s; met de nodige drank, eten en muziek. Voor onze reis dienden we nog een aantal inentingen te hernieuwen dus brachten we nog een bezoek aan de huisarts en het tropisch instituut in Antwerpen. Aangezien we als start terug naar Azië gaan wilden we deze keer heel graag Japan in ons lijstje opnemen. Japan is echter wat duurder om te bereizen, zeker als je dit last minute wilt regelen. We besloten dan ook om alles hiervoor op voorhand te regelen. Na 2 namiddagen zoekend op laptop en mobiele telefoons, hadden we alle slaapplaatsen geboekt en ook 2 binnenlandse vluchten vastgelegd. Onze 3 weekjes Japan waren in kannen en kruiken. Dan waren er nog de laatste formaliteiten te regelen zoals reisverzekering, eventuele visa, adreswijziging, etc. Tijd nu om te vertrekken!
|
Huidige Locatie |